maandag 22 maart 2021
Ik ken de droefenis van copyrettes,
van holle mannen met vergeelde kranten,
bebrilde moeders met verhuisberichten,
de geur van briefpapieren, bankafschriften,
belastingformulieren, huurcontracten,
die inkt van niks die zegt dat we bestaan.
En ik zag Vinexwijken, pril en doods,
waar mensen roemloos mensen willen lijken,
de straat haast vlekkeloos een straat nabootst.
Wie kopiëren ze? Wie kopieer
ik zelf? Vader, moeder, wereld, DNA,
daar sta je met je stralend eigen naam,
je hoofd vol snugger afgekeken hoop
op rust, promotie, kroost en bankbiljetten.
En ik, die keffend in mijn canto's woon,
had ik maar iets nieuws, iets nieuws te zeggen.
Licht. Hemel. Liefde. Ziekte. Dood.
Ik ken de droefenis van copyrettes.
2003
Er is een nieuwe editie van Domweg gelukkig in de Dapperstraat, met wéér meer van de bekendste gedichten uit de Nederlandse literatuur. De eerste is van 1990, de tweede en eerst uitgebreide van 2008, de derde en tweede uitgebreide van 2014.
Editie 1990
Editie 2008
Editie 2014
De vierde editie neemt in 2020, als een vijfde deel van de nieuwe eeuw erop zit, voor het eerst gedichten op uit de eenentwintigste eeuw.
Slechts vier overigens en drie ervan stonden al in deze rubriek: werk van Drs. P, Ingmar Heytze (Vogels, vissen) en Gerrit Kouwenaar. Bovenstaand gedicht is het vierde. Wigman zei erover in een interview:
Voor het samenstellen van een poëziekalender stond ik vorig jaar vaak met tassen vol allerhande obscure dichtbundels uit de universiteitsbibliotheek in copyrettes, van die helverlichte, desolate, Hopper-achtige ruimtes. Daar waren allerlei treurige types rond. Ik vraag me in het gedicht af wie die mensen kopiëren en wie ikzelf naboots. Ook het lyrisch 'ik' kopieert. Aan de poëzie zoals die al tweeduizend jaar wordt geschreven heb ik misschien weinig toe te voegen en dat is een gedachte waar ik wel eens mee worstel. Aan de andere kant is een woord als 'copyrette' bij mijn weten nog nooit in een gedicht voorgekomen.” Is dat zijn manier van vernieuwen? “Misschien heeft de poëzie wel genoeg vernieuwing achter de rug. Waar ik naar streef, is het uitdiepen van onderwerpen door er zo dwingend en aandachtig mogelijk over te schrijven.”
Het korset van het volledig rijm vermijdt Wigman bewust. Met zijn halfrijm balanceert hij al “op het randje”.