zaterdag 13 februari 2021
Maar in welke vorm wil ze gegoten
Het begin, peinst de kalligrafist, zou aldus kunnen zijn:
ingerold lag ze op zolder, pigment gekleefd aan pigment,
ze rook naar onbeweeglijkheid, een stilte die al bijna helemaal
vergaan was tot vlokken wol, een mummie van een klein insect.
Korrels zand schuurden tegen de bloemen die ze in zich borg,
de slinger van druivenranken, pony’s in doofstomme galop.
Niemand wist van haar. Schering- en inslagdraden, weefsel
gekrompen tot cocon. Het was geen slaap, maar een toestand
van gewichtloosheid, de vingers van de tijd bewogen zich in
een andere cadans. Schaduw vlekte. Zonlicht schifferde
op het plankier. Minuscule legers termieten hadden zich zat
gevreten aan de steunbalken, boven. Soms kwam de nevel van
een ander kind, een schirreding, de trap op gerend, een deur
zaaide tocht. Scharrelbeentjes, krijtknietjes in die piramide
van oude licht. Had het kind zo’n dauwnevelvoet op haar gezet,
dan zou ze niets dan een zucht –
Ze was haar eigen formule geworden, ontvouwen zou ze zich
nooit. Ze was het onuitgesprokene, het verzwegene, misschien.
Vorm aan inhoud gelijk geworden: geheim.
2020
Nogal overdonderd door nieuwe bundel van Liesbeth Lagemaat (Breda, 1962), waardoor ik er in deze rubriek na vandaag niet meteen mee kan stoppen. Het tweede gedicht bestaat uit vier delen, waarvan hierboven het eerste; morgen de andere drie.
Lagemaats vorige, zesde bundel maakte indruk op me (lees hier en hier). Het verschijnen van haar zevende was me ontgaan, tot ik las dat die genomineerd is voor de Poëzieprijs 2021. Vissenschild is de titel. Met als ondertitel: Een episch gedicht. Net als de vorige keer (bijna) helemaal geschreven in disticha – soms met, zoals hierboven, een losse slotregel.
Ik citeer van het achterplat:
Een kalligrafist vertelt het mysterieuze verhaal van het meisje Elpis, dat op een nacht wordt onteerd door Allesman/Nietsman. Haar lichaam zinkt naar de bodem van de wetering, haar geest stijgt ten hemel. In een magistrale woordenstroom doet de kalligrafist een poging Elpis tot leven te wekken. Ook de vissen en mannen met 'werphengelhoofden' steken een handje toe in dit epos, waarin echo's uit de Vlaamse volkslegende van de Fiere Margriet doorklinken.
Fiere Margriet (of Margaretha de Trotse): de Vlaamse legende van Margaretha van Leuven (1207-1225). Zij is 18 jaar en zal zich de volgende dag aanmelden bij een kloosterorde. Net als elke avond helpt zij in de bediening in de Leuvense herberg van haar oom en tante. Die avond komt er een groot gezelschap en als er een tekort aan wijn dreigt, wordt Margriet eropuit gestuurd om extra voorraad te halen in de stad. Als zij terugkeert, stuit zij op de lijken van haar oom en tante en vlucht voor de mannen die er, na de beroving van de herbergier, voor kiezen haar te onteren aan de oever van de Dijle. Liever vermoord dan verkracht vindt Margriet, die zich blijft verzetten. Tevergeefs. Men gooit haar dode lichaam vervolgens in de rivier. Wie Leuven kent, kent haar standbeeld: aan de Dijle, naakt, met een wijnkruik in haar handen. Net zoals vissers haar destijds aantroffen, volgens de legende op een schild van vissen, die haar lichaam stroomopwaarts door de rivier voeren in de richting van de Leuvense vismarkt. In 1902 is zij zaligverklaard en zij geldt als de beschermvrouw van de martelaren en, natuurlijk, het horecapersoneel.
Een schild van vissen. We zijn bij Vissenschild. Elpis – in de Griekse mythologie de hoop die achterbleef in de doos met onheil die Pandora, ondanks alle waarschuwingen, opende – is wees. Haar tante – verbitterd kinderloos – voedt de 16-jarige op. Net als Margriet werkt Elpis in de herberg van haar oom en tante. Onderweg tussen herberg en hoeve wordt zij verkracht en vermoord. Haar lichaam zinkt naar de bodem van de rivier, maar wordt vervolgens, net zoals bij Fiere Margriet, gedragen door een vissenschild.
Lagemaats verteller, de kalligrafist, meldt dat het verhaal van Elpis zich tegen wil en dank aan hem aandient. Hij wil ook niet vertellen wat er te gebeuren staat en probeert zelfs een ander einde te bedenken. Maar dat zou zijn verhaal (in romein) en dat van anderen (in cursief), zoals die tante en Elpis zelf, maar ook de dichteres, tot fictie maken, terwijl hij er is om de waarheid te vertellen.
Tegen wil en dank. Lagemaat is dichter en niet zomaar een. Zij is tijdens haar studie Nederlands erg gaan houden van klassieke verhalen en gegrepen door poëzie van grote dichters als Nijhoff en Vroman. Daarnaast beschikt zij over een grote schrijfvaardigheid, zowel qua (soms zelfverzonnen) woordkeus en beeldspraak als stijl en metrum. Dat maakt haar epos tot een leesgenot. Maar blijft dat zij een dichter is, die weet dat grote persoonlijke gebeurtenissen zich steeds weer zullen aandienen. Je kunt proberen ze te beïnvloeden, maar je komt toch steeds weer bij hetzelfde uit. Wèl kun je er andere woorden voor vinden en kun je ze in andere vormen gieten. Zoals een episch gedicht.
Wordt vervolgd.