vrijdag 05 februari 2021
hangend in het slot van een omhelzing
denk ik over wat er op en neer gaat in het woord elkaar
een woord waarin iets uit zwemmen lijkt te gaan
de ander tot een overkant maakt
met een lange arm over het water
trekt een magneet de veerboot naar de kade
spierkabels vertellen onophoudelijk aan mijn hoofd
uit welke lengtes ik besta en waar de shampoo van een onbekende
mijn neus komt inwaaien, me uit de achtergrond
van een ander leven laat ontstaan
overal waar ik ga deel ik mijn stad met stellen
in de roes van elkaar aangeraakt hebben
op onbekende plekken
omringen mij de algoritmes
die vlooiensprongen tussen hoofd en beeldscherm maken
wordt de zon gekaderd
door het bericht dat ze om elf uur zal verdwijnen
zo leef ik samen
met mijn dromen en hoe ze in die van iemand anders haken
met mijn moeder die elke ochtend wakend in me wakker wordt
op zonnige dagen loopt mijn schaduw met me mee
als mijn meest vreemde bezit
2020
Ilja Leonard Pffeifer schreef, in NRC-Handelsblad, over de debuutbundel van Bernke Klein Zandvoort (1987): Ondanks zijn bedrieglijk geringe omvang is het een copieuze maaltijd. Pas zeven jaar later is er de opvolger en ook die bewijst Pfeiffers gelijk.
Als je de bundel doorbladert, lijkt het allemaal wat lichtzinnig en gekunsteld: de inhoudsopgave met korte titels over twee hele pagina’s uitgesmeerd, gedichten van meer dan een pagina tot een enkele zin of zelfs een enkel woord.
bloed
bloed doet er 22 seconden over om één keer in een lichaam rond te gaan
een mens te omkringen in de ruimte
Maar dan ga je echt lezen en ben je al snel gegrepen door haar verrassende taalgebruik (met nauwelijks leestekens), de originele gedachtesprongen die zij maakt, de mooie beelden die zij daarmee oproept en de samenhang die er wel degelijk blijkt te bestaan tussen die lange gedichten en de korter geregelde. Dan pas begrijp je de inhoudsopgave: geen uitgesmeerde titels, maar titels in beweging, net zoals dat op de kaft de voorwerpen zijn. Bernke Klein Zandvoort verricht immers Veldwerk. Of zoals het achterplat meldt: ze verzamelt gegevens over haar waarneming van de wereld. Ze neemt monsters van de blikken tussen mensen, ziet het verleden als iets wat voor ons ligt maar ook als een spookrijder door een gezicht kan trekken, ontleedt de gelaagdheid van haar eigen denken. […] De vraagtekens die Klein Zandvoort plaatst houden haar gezelschap: welke rol spelen we zelf in het scheppen van werkelijkheid?
een vriendin schilderde met karnemelk twee vraagtekens op haar ramen
elke ochtend als ze de gordijnen opent, ontdekt ze de wereld
een serie vragen die we steeds opnieuw tot gezelschap leren maken
Dit korte gedicht, getiteld Karnemelk – met, als overal, de titel niet bovenaan de pagina, maar onderaan naast de bladnummering – is het voorlaatste gedicht. Samen met het slotgedicht – mijn Gedicht Gedacht-keuze van vandaag – mooie illustraties van haar Veldwerk.