vrijdag 29 januari 2021
Ben ik bij hem
dan is hij blij.
Ben ik bij haar
dan mist hij mij.
Ben ik bij haar
dan is ze blij.
Ben ik bij hem
dan mist ze mij.
Soms wil ik graag
bij mama zijn.
Maar doe ik papa
dan geen pijn?
Soms wil ik graag
bij papa zijn.
Maar doe ik mama
dan geen pijn?
Ik ben nooit blij,
waar ik ook ben,
want altijd mis
ik een van hen.
En een van hen
mist altijd mij.
Waar ik ook ben,
ik ben nooit blij.
Ik hoor om altijd
blij te zijn
gewoon bij
allebei te zijn.
2019
Na Ma, er zit een dichter in mijn hoofd (1983-1989), Kom maar dichter (1990-1999), De dichter is een tovenaar (2000-2009) en Wat je ziet, zit in je hoofd (2010-2019) is er nu de vijfde bloemlezing met een decennium mooiste kindergedichten in het Nederlands. Uitgegeven door het Vlaamse Davidsfonds, mooi geïllustreerd door Sassafras De Bruyn en met bijzonder veel mooie poëzie.
Dat ik erg houd van het werk van Bette Westera, weet een ieder die deze rubriek volgt. En klik anders de inhoudsopgaven van deze rubriek er maar eens op na van 2018, 2019 en 2020. Samensteller Jan Van Coillie draagt haar ook in zijn kloppende poëziehart, want Westera is vertegenwoordigd met maar liefst negen gedichten – beduidend meer dan Kate Schlingemann (vijf), Edward van den Vendel (vijf) en Ted van Lieshout (zes).
En waarom is zij zo goed? Het gedicht hierboven had toch zo van Willem Wilmink kunnen zijn, zeker door die slotstrofe, waarin het kind de ouders toch weer bij elkaar droomt. En bij het gedicht hieronder denk je toch meteen aan Annie M.G. Schmidt:
Mevrouw Van Veen in bad
Mevrouw Van Veen van kamer I
is haast de hele week alleen.
Ze leest een boek, ze kijkt tv,
ze drinkt een kopje koffie mee
omdat het van de zusters moet.
Alleen-zijn vinden die niet goed.
Dus staat ze op, mevrouw Van Veen,
en babbelt wat met iedereen.
Maar na de koffie of de thee
gaat ze weer terug naar haar tv.
Ze kijkt niet en ze luistert niet, ze zit maar wat te dromen
van als het straks weer zondag is en al haar zonen komen.
Ze wonen alle zeven ergens anders in de stad
en na de thee met mokkataartjes doen ze haar in bad.
Ze zetten haar voorzichtig in haar eigen tobbe.
Ze hebben zachte borstels om haar lekker mee te schrobben.
Ze borstelen haar armen en haar schouders en haar rug,
van boven naar beneden, één keer heen en één keer terug.
Dan drogen ze haar af met zeven warme, zachte doeken.
Ze lezen haar verhaaltjes voor uit zes dezelfde boeken
en Koen wrijft haar met olie in die naar lavendel geurt.
Dat doen ze elke zondag na het baden, om de beurt.
Ze lezen en ze wrijven tot de avond is gevallen.
Dan doen ze haar haar nachthemd aan en zingen met z’n allen
het liedje dat zij zong toen ze nog kleine kleuters waren –
met pleisters om hun knietjes en met ongekamde haren,
met kleine rode mutsjes op en wollen wantjes aan -,
van Suja suja prikkeltje, daar buiten schijnt de maan…
met bibberende stemmen en vertederde gezichten.
Dan gooien ze de tobbe leeg en doven alle lichten.
Zo gaat dat elke zondag en ze vinden het een feest,
die zonen, maar mevrouw Van Veen nog wel het allermeest.
2012
Een kruising tussen Annie M.G. Schmidt en Willem Wilmink – ja, dáárom is Bette Westera zo goed!