dinsdag 19 januari 2021
Under the apple tree
I came home, it was about
eight and remarkably
close for the time of the year,
the garden seat stood waiting
under the apple tree
I took my place and sat
watching how my neighbour
was still digging in his garden,
the night came out of the soil
a light growing bluer hung
in the apple tree
then slowly it once again became
too beautiful to be true, the day’s
alarms disappeared in the scent
of hay, toys again lay
in the grass and from far away in the house
came the laughter of children in the bath
to where I sat, to
under the apple tree
and later I heard the wings
of wild geese in the sky
heard how still and empty
it was becoming
luckily someone came and sat
beside me, to be precise it was
you who came to my side
under the apple tree,
remarkably close
for our time of life.
1991
Vorige maand overleed James Brockway (Birmingham, 1916 - Den Haag, 2000), de Engelse dichter-vertaler-criticus die talloze Nederlandse auteurs in het Engelse vertaalde en daarmee een belangrijke bijdrage leverde aan de bekendheid van de Nederlandse literatuur. Hij woonde vanaf 1946 – slechts zes jaar (1964-1970) uitgezonderd – in ons land en vertaalde alleen al vele honderden gedichten van onder anderen Gerrit Achterberg, J.C. Bloem, Remco Campert, Hans Lodeizen, Patty Scholten en M. Vasalis.
In de jaren tachtig raakte hij goed bevriend met Rutger Kopland, van wie hij het meeste werk heeft vertaald, waaronder natuurlijk Onder de appelboom, een van Koplands bekendste gedichten. Hierboven de vertaling; hieronder het origineel.
Brockway liet de helft van zijn nalatenschap na aan het Nederlands Letterenfonds, waarmee vertalingen van poëzie uit het Nederlands worden gestimuleerd door de organisatie van een tweejaarlijkse poëzieworkshop. Eerder al, in 2005, stelde hij de, eveneens tweejaarlijkse James Brockwayprijs in voor poëzievertalers uit het Nederlands.
Onder de appelboom
Ik kwam thuis, het was
een uur of acht en zeldzaam
zacht voor de tijd van het jaar,
de tuinbank stond klaar
onder de appelboom
ik ging zitten en ik zat
te kijken hoe de buurman
in zijn tuin nog aan het spitten
was, de nacht kwam uit de aarde
een blauwer wordend licht hing
in de appelboom
toen werd het langzaam weer te mooi
om waar te zijn, de dingen
van de dag verdwenen voor de geur
van hooi, er lag weer speelgoed
in het gras en verweg in het huis
lachten de kinderen in het bad
tot waar ik zat, tot
onder de appelboom
en later hoorde ik de vleugels
van ganzen in de hemel
hoorde ik hoe stil en leeg
het aan het worden was
gelukkig kwam er iemand naast mij
zitten, om precies te zijn jij
was het die naast mij kwam
onder de appelboom, zeldzaam
zacht en dichtbij
voor onze leeftijd.
1966