maandag 18 januari 2021
De oude getouwen
De oude getouwen, en de smidse in blij bedrijf,
en 't zingend visschers-lied in de arme Leië-dorpen...
- God, ben ik uit den kreis van uw genâ geworpen,
dat ik zoo eenzaam bij de vreê dier needren blijf?
- De avond, gelaat van rust aan mijnen kus gelaten,
is droef der treurnis van mijn moede dierlijkheid;
en 't schamel brood, o God, dat mijne dagen aten,
werd buiten 't plegen van uw zegening bereid.
En zwaarder weegt de last van Uw bestaan me, en loomer
in de oogen 't beeld van die in vrédig werken staan...
- De schromple menschen gaan naar 't einde van den Zomer;
ík ben de vreemdeling die naar den Herfst moet gaan.
1903
Voor het eerst en waarschijnlijk voor het laatst een gedicht van Karel van de Woestijne (1878-1929), alhoewel hij nog altijd beschouwd wordt als een van de grootste en invloedrijkste dichters van Vlaanderen. De aanleiding voor mijn keuze is niet het gedicht of de dichter, maar een verhaal waarin twee regels uit bovenstaand vers – afkomstig uit Van de Woestijnes debuut, getiteld Het Vader-Huis (1903) centraal staan.
A.L. Snijders – de meester van het Zeer Korte Verhaal, die ook het Nieuwjaarsgeschenk van Hof van Jan schreef – liet in een onbekend aantal (maar minder dan honderd) exemplaren zijn korte verhaal Het meisje van zijn dromen drukken.
Het verhaal gaat over Otto, een man die niet weet dat er gedichten bestaan en van dichters ook nooit gehoord heeft. Op zijn motorclub (Tegenwoordig een stelletje asociale lawaaischoppers) komt er een lid bij: Het nieuwste lid wijkt af, hij leest gedichten, hij kent zelfs dichters. […] Hij kent geen gedichten uit z’n hoofd, maar wel losse regels, die hij te pas en te onpas voor zich uit mompelt. De regel die hij het meest gebruikt is van Karel van de Woestijne: ‘De schromple menschen gaan naar 't einde van den Zomer; ík ben de vreemdeling die naar den Herfst moet gaan.’ Otto neemt deze gewoonte over. Hij is nu de man die één dichtregel kent en die te onpas gebruikt.
Te onpas, want hij ontmoet het meisje van zijn dromen. Omdat hij zes jaar ouder is, zijn haar ouders tegen hun verhouding. Maar na een half jaar soebatten van het meisje staan ze een ontmoeting toe.
Hij arriveert op een donkere, regenachtige herfstavond op zijn motorfiets. Het meisje gaat hem voor naar de kleine woonkamer. Hij weet zich geen raad, gaat naast de kolenkachel staan en zegt: ‘De schromple menschen gaan naar 't einde van den Zomer; ík ben de vreemdeling die naar den Herfst moet gaan.’
De ouders zijn verbijsterd. Zij niet alleen, hun dochter ook. Het meisje van zijn dromen verdwijnt uit zijn leven.
De dagkeuze is dus niet te wijten aan Van de Woestijne, maar te danken aan A.L. Snijders.