zaterdag 05 december 2020
De kleine Erwin aanbidt de zon
Zelf aanbid ik zelden de zon,
zelfs op middagen wanneer de katten door hun eigen sleutelgaten gluren
zoek ik het lover op van de popels
aan het kanaal Gent-Brugge, of de linden in Meone.
Ik heb in wegbermen geschreven terwijl mijn man geduldig wachtte
alsof ik stond te plassen, op stranden in Wales, met drijfhout
als tafel, onder de ranken op het terras van die louche Russische villa in Sesimbra,
of zelfs hier aan mijn zeegroene bureautje in Wissant (Witsant), met uitzicht op Cap-Blanc-Nez
(Blankenesse),
op maandag dertig december, 2019. Eigenlijk schrijf ik liever aan de hoek van de keukentafel
terwijl de anderen zitten te keuvelen.
In de nacht moet mijn geest voor mijn thuisloze taal de zitbank zijn,
Ik hou van de jaren wanneer de zon meer sproeten heeft dan gewoonlijk, wanneer zij oogsten en
telecommunicaties
ontregelt, elektriciteitsdraden laat vonken en groen vlekken op mijn netvlies tekent.
In 1999 was zij zo beschaamd over mij, haar lanterfantende leerling, dat ze de maan over haar
aangezicht trok.
In Reims zong Jessye Norman extatisch
hij heeft de hool weurld in zijn hand.
Om elf uur ’s morgens stopten de bijen met gonzen,
de reigers landden op hun slaaptak in de ceder, de Libanese ceder,
de haan riep de kippen op stok,
in Courcelles, het oude kasteel van Monsieur de Chamillard,
Maréchal de France onder de Koning van de Zon.
Ikzelf deed weinig anders dan gewoonlijk, ik liep toch nog in pyjama.
Ik hou van solaire termen als corona, protuberans, aurora australis,
analemma, en ook van je bain de solil vroeger,
ma, voor de god van de vergetelheden
je borsten tot dorre telefoongidsen verbrokkelde.
Van augustus heb ik altijd gehouden, de keizersmaand, de maand
van stiepelzat koren, toen in mijn kinderjaren de boeren de zon Lora
noemden (de maan heette Mona, ik weet niet waarom).
Lora, melancholieke kerscentrale, kermend helium,
in al haar welvingen dorsmachines en gistend kontwerk
boven geel-grijze halmen.
Mijn briefje is bijna gedaan.
Ik word altijd kwaad wanneer iets af is, voleindigd.
Ik zou mijn woordenschaapjes weer naar hun warm
stal willen leiden, zoals Michelangelo
zijn beelden liefst half in het marmer liet zitten,
of ze de Alpen in wilde jagen.
2020
Vervolg van gisteren.
Zijn Onverantwoording begint Erwin Mortier als volgt:
Precieze mechanieken schreef ik in de laatste weken van december 2019, na jaren van doorwaakte nachten vol wanhoop en angst, zoals ik toen ik nog klein was, wanneer ik bang was, aan de horlogemaker dacht in mijn dorp, die ’s nachts in een bundel lamplicht in zijn vlezige handpalm rare diertjes in elkaar zat te schroeven.
Bovenstaand gedicht – opgedragen aan Guy en Dominique – bevat een nog preciezere aanduiding:
maandag dertig december 2019 aan mijn zeegroene bureautje…