donderdag 05 november 2020
over de ziel, dames en heren, hebben in de loop der eeuwen
tal van verhalen de ronde gedaan
volgens sommigen zou ze van goddelijke oorsprong zijn
en voortleven na de dood
aristoteles wist zeker dat de ziel
het lichaam bewoog, volgens augustinus zijn wij
belichaamde zielen
anderen ontkenden dat en hielden de ziel voor
een hachelijke onderneming, een goedkope
uitvlucht, een mislukte
ontsnapping
persoonlijk heb ik mensen in verband met de ziel horen spreken
over de glans op een meisjesgezicht, het schuim
op een vers glas bier
een spuit in de arm
zij hebben allemaal gelijk
vooropgesteld dan dat dat gelijk
alleen bestaat in de ziel zelf
die, zoals wij weten, niet bestaat
descartes meende dat de ziel
zich met het lichaam verbond in de pijnappelklier
ook hij had natuurlijk volkomen gelijk
en toonde hiermee terloops aan hoezeer de wijsbegeerte
in dromen wortelt dus
in de poëzie. de ziel heeft
zoals herhaalde meting uitwees
geen gewicht maar geeft toch steevast
de doorslag. want wie zijn ziel verliest
is alles kwijt. Muziek
kan het absoluut niet stellen
zonder ziel, iets dat overigens
voor alle kunsten geldt. stelt u zich
de passacaglia en fuga in c van bach voor
of het joodse bruidje van rembrandt
maar dan zonder ziel en u begrijpt
wat ik bedoel. terwijl het gewoon
een hunkering is, een lange
jacht op een fabeldier, een dansend
spookschip, een dronkemansgebed. de ziel
lijkt daarin op de liefde, hoewel ze
zich daarvan juist onthecht, want ze
heeft iets van een kloosterling
die het leven ontwijkt. ze is een onmogelijk
verlangen naar verheffing: we willen niet met de aarde
samenvallen maar doen het toch, we willen het logge karrenpaard
vleugels geven, maar dat staat met de hoeven
in de modder. de ziel is zonder twijfel
een hersenspinsel, een pokerspel, een som
zonder uitkomst. het is een onrust, een haveloze
zwerver die op een winterdag naar een
onderkomen zoekt. deze toespraak
die geen toespraak is, en amper een gedicht
moet dan ook worden opgevat als een
onzinnige uitweiding. u kunt haar
gerust ongelezen laten, want ze gaat
over de ziel, dat wil zeggen:
over niets.
2020
Nieuwe gedichten in dit Hollands Maandblad-nummer van filosoof, vertaler en dichter (in het Nederlands en het Fries) Jabik Veenbaas (1959), schreef ik hier. En onlangs verscheen Soms kijkt de aarde me aan. Over die prachtige bundel binnenkort meer. Te beginnen vandaag.
Deze bundel is zo intens aards dat je haast niet merkt dat het filosofische gedichten zijn, meldt het achterplat ironisch. Daaronder het gedicht Filosofisch recept:
waar wacht je op?
beklim de ladder
rustend op onrust
daar sta je dan
een voortvluchtige
die verlangt naar een huis
een plek om te slapen
al was het een wagen maar
op wankele wielen
werp nu de ladder weg
Zou net zo goed een poëtisch recept kunnen zijn.
Wordt vervolgd.