zondag 18 oktober 2020
Soms lijkt het
alsof we ons
middenin
het feest bevinden
en toch
in het midden van het feest
is er niemand
in het midden van het feest
is de leegte
maar te midden van de leegte
is er een ander feest.
2001
Nog een bundel óver het lezen van poëzie, van de hand van dichteres Ellen Deckwitz (1982). Van het achterplat:
Gedichten zijn overal: op straat, op gebouwen, in liedjes en films. Ze kunnen je raken, je een leven lang bijblijven, worden getatoeëerd op armen of krijgen miljoenen likes op Instagram. Toch deinzen mensen achteruit als ze het woord poëzie horen: te moeilijk, niks voor mij. Maar het is wél iets voor jou.
Ellen Deckwitz legt uit waarom, biedt een helpende hand en neemt je mee langs de vele ontroerende, dramatische, ronduit hilarische en verbeeldingsrijke paden die de poëzie rijk is. Ze laat zien waarom er opeens zoveel gedichten over corona werden geschreven, hoe het lezen van verzen je een veel betere minnaar kan maken en buigt zich over de vraag of er wel zoiets bestaat als Young Adult Poetry. Dit gaat niet over grasmaaien is poëzie voor dummy’s, een heerlijk boek dat niet alleen over lezen, maar ook over leven gaat.
In 2016 verscheen haar bundel Olijven moet je leren lezen, met als ondertitel Een cursus genieten van poëzie. Daarin bracht Ellen Deckwitz de artikelen samen die zij in 2015, onder de titel Dichten met Deckwitz, schreef voor NRC-Handelsblad. Het was een reeks over het begrijpen van gedichten aan de hand van de 23 meest gestelde vragen aan dichters, zoals waarom poëzie steeds minder rijmt, waarom al dat wit nodig is en bovenal wat in godsnaam het nut is van de dichtkunst. Voor haar boek bewerkte zij die stukken en zij voegde er veel nieuwe beschouwingen aan toe. April van dit jaar volgde een nieuwe NRC-H-reeks, getiteld Gedichten met Deckwitz en die zijn nu, herzien en met wederom veel extra bijdragen, gebundeld in Dit gaat niet over grasmaaien. Hoe lees je poëzie.
Met bovenstaand gedicht, vertaald door Mary Cordoba en Ellen Deckwitz zelf, begint het eerste hoofdstuk, waaraan de bundel zijn titel dankt. Het was in april ook het eerste artikel in de NRC-reeks. Een fragment uit de toelichting:
Coronaquarantainelogboek dag acht, zonnige woonkamer, Skype aan, tijd om het neefje (13) bijles Nederlands te geven. Ik wilde net beginnen met een hoorcollege over Drs. P toen hij me onderbrak.
Neefje: “Waarom houd je eigenlijk van poëzie?”
Ik: Goede vraag. Het was lang geleden, ik denk in de herfst van 1997, toen ik – “
Neefje (dodelijk vermoeid): “Ik bedoel: waarom houd je van iets waar iedereen een hekel aan heeft?”
Auw. Al tijden probeer ik via workshops, lezingen en goedbedoelde bundels de mensheid ervan te overtuigen dat gedichten niet per se verschrikkelijk zijn.
“Haat jíj poëzie?” vroeg ik.
“Dat is niet zo moeilijk”, mokte hij. “Wat heb je nou aan een tekst die toch alles maar mag betekenen wat je maar wilt.”
Ik schuimbekken. Een gedicht kan niet alles betekenen wat je maar wilt, net zoals een mens niet alles kan betekenen wat je maar wilt. Ik stuurde hem bovenstaand gedicht van Roberto Juarroz [Argentijnse dichter-essayist en literatuurwetenschapper, 1925-1995, fv] en vroeg dwong hem het hardop voor te lezen.
“Oké,” zei ik, “gaat dit gedicht over grasmaaien?”
“Grasmaaien? Nee.”
“Nou, dan hebben we bij dezen vastgesteld dat een gedicht niet over alles gaat.”
Mopperend ging hij akkoord.
“Wat ik altijd een leuk experiment vind,” vervolgde ik, “is doen alsof het gedicht speciaal voor jou gemaakt is. Stel nou dat dit voor jou is geschreven, waar gaat het dan over?”
Je zag hem piekeren, en toen klaarde zijn gezicht op.
“Het gaat over corona!“
Ik zweeg veelbetekenend, dat helpt bij interpreteren.
“Natuurlijk”, vervolgde de neef. We zitten allemaal thuis, als een feest zonder vrienden, en dus is er leegte. Dit gedicht wil zeggen dat die leegte ook de moeite waard kan zijn!”
Ik knikte. Het vers in kwestie was weliswaar twintig jaar ouder dan het coronavirus, maar het had mijn neefje toch een inzicht bezorgd over de huidige crisis. Aan het einde van de Skype-sessie wilde hij zelfs een tip voor een bloemlezing – ik kon de rest van de dag niet ophouden mezelf te feliciteren.
Heel mooie bundel, met een prachtig motto van Nico Scheepmaker: Poëzie is als je het hart opent met een zilveren sleuteltje dat ook op een fietsslot past.
Morgen een gedicht van Ellen Deckwitz zelf (lees ook hier en hier).