vrijdag 16 oktober 2020
Nee ik kan veel verdragen bijna alles en dat meen ik
shit gebeurt dat weet ik daar doen jullie ook niks tegen
dat is wel gebleken en ik zou het zelf ook liever niet vergeten
voor mijn dochter later weet je, zij moet snappen hoe verraderlijk het is
zo’n slapend fietspad, mooie sterren maar geen straatlicht, nee laat mij maar
draaien elke nacht mezelf weer wakker happen het geluid van klappen op mijn
kaak, opnieuw de rits die breekt en weer de naad die huid de biefstuktong haast
afgebeten en die zure smaak
dus nee laat mij maar overgeven geen probleem het zal wel slijten
maar alleen één ding wou ik dus vragen of jullie dat nog uit mijn geheugen
kunnen halen, een gezicht, niet van de man die zich verloor in wat hij
met me deed maar van die andere, die knappe met die etalageogen,
please, verlos me verder nergens van behalve dan de ogen van
de man die bij zichzelf bleef op gepaste afstand, vlak
voordat hij wegkeek.
2018
Uit haar poëziedebuut Dwaallichten koos ik in 2018 drie gedichten (lees hier en hier en hier). Waarom niet het indrukwekkende bovenstaande? Omdat die bundel zoveel moois bevat dat het moeilijk kiezen was.
Waarom nu dan wel? Het gedicht maakt deel uit van het tweede deel uit de reeks Woorden temmen, waarin dichter Charlotte Van den Broeck en literatuurwetenschapper Jeroen Dera jongeren vanaf 14 jaar laten kennismaken met Nederlandstalige poëzie. Niet alleen door hun eigen lievelingsgedichten op te nemen, maar ook door daar persoonlijke notities en nadere informatie aan toe te voegen.
Van kop tot teen heet de bundel en die kreeg, net als het eerste deel van de reeks, als ondertitel: Poëzie ontdekken, zelf gedichten schrijven. Deze keer rond het thema het menselijk lichaam, want alle gedichten hebben iets met het lijf of delen daarvan te maken. Na elk gedicht volgt een toelichting, in dit geval van Jeroen Dera:
Ik las dit gedicht ooit voor in een zaal met tweehonderd mensen en het was ijzig stil, zozeer greep het mensen naar de keel. Eén passage blijft mij in het bijzonder bezighouden: ‘laat mij maar overgeven’. Ik heb steeds de neiging om daar óók ‘zich overgeven’ in te lezen, zo van: deze ik-figuur geeft zich over aan de situatie en laat zich er niet langer door in de greep houden. Daarin schuilt misschien wel haar grootste kracht. Door dit op te schrijven, is de ‘ik’ ‘de man die zich verloor’ de baas en is de dader degene die verloor.
Daarna volgt zeer beknopte informatie, onder kopjes als LEES (over de klankherhaling in bijvoorbeeld verlos me verder nergens van, behalve dan de ogen van de man), DENK (over het slachtoffer zijn van seksueel geweld, die niet de dader wil vergeten, maar die knappe met die etalageogen) en DOE (de ik richt zich tot jullie; stel dat je de ik-figuur kent en zij dit gedicht tot jou richt, hoe ga je haar dan helpen?). Maar ook SCHRIJF (werk zelf een dramatische gebeurtenis uit in [...] regels die steeds langer worden), WEET (korte informatie over traumaliteratuur en een verwijzing naar Door de waterspiegel van Thomas Lieske, waarin de hoofdpersoon Sebastian niets durft te doen als hij in Spanje getuige is van een verkrachting) en MEER (De eerste regel [...] verwijst duidelijk naar een bekend gedicht uit de Nederlandse poëzie […] Jonge sla van Rutger Kopland).
Het eerste deel van Woorden temmen, letterlijk en figuurlijk veel magerder dan dit vervolg, verscheen in 2018, toen onder redactie van het dichtersduo Kila (van der Starre) & Babsie (Zijlstra). Beide uitgaven zijn prachtig vormgegeven.
Hoogleraar neerlandistiek Marc van Oostendorp schreef toen dat iedere Nederlandse scholier het cadeau zou moeten krijgen. Ik zou het al geweldig vinden als iedere docent Nederlands het aangereikt zou krijgen en er in zijn lessen gebruik van zou maken.