woensdag 14 oktober 2020
Soms dan ga ik in mijn wagen
Met mijn dochter aan de dool
Dat zijn interessante dagen
Want dat kind dat groeit als kool
Vroeger zag ze gele bloemen
Maar ze wil, sinds ze naar school gaat
Alles heel precies benoemen
Dus nu zegt ze: dat is koolzaad
Vrolijk pakt mijn kleine meid gauw
Eén geel bosje in in folie
En dan vraagt ze: waarom rijdt jouw
Diesel niet op koolzaadolie?
Ik zeg met gemaakte boosheid
Da’k niet weten zou waarom
Maar die grove achteloosheid
Vindt ze koolzaadoliedom
Neem nou Utrecht, als ik daar ‘n
Burgemeestersketting omhad
Zegt ze, zou ik dat verklaren
Tot dé koolzaadoliedomstad
Als we het belangrijk vinden
Stappen reizigers daar dus
Voortaan met z’n allen in de
Koolzaadoliedomstadsbus
Scone lucht en mooie plannen
Voor een redelijke plusprijs
Kun je straks genieten van ‘n
Koolzaadoliedomstadsbusreis
Fris en fruitig en frivool staat
Dan mijn uitlaatgasbestrijdsster
Klaar als allereerste koolzaad-
Oliedomstadsbusreisleidster
Flits! De basisschool is om. Pats!
Dan de havo en acuut
Naar het koolzaadoliedomstads-
Busreisleidstersinstituut
2020
koolzaadoliedomstadsbusreisleidstersinstituut
koolzaadoliedomstadsbusreisleidster
koolzaadoliedomstadsbusreis
koolzaadoliedomstadsbus
koolzaadoliedomstad
koolzaadoliedom
koolzaadolie
koolzaad
kool
En we zijn weer terug bij af.
Frank van Pamelen (1965) geeft in Bravogeroep en enthousiast gefluit een overzicht van zijn plezierdichtersoeuvre. Van het achterplat:
Een mooi mix van oude klassiekers en nieuwe bedenksels. Spitse puntdichten, stuiterend stuntrijm en zelfverzonnen versvormen, afgewisseld met ollekebollekes, visuele sonnetten en ontroerende liedteksten. Het plezier spat van de pagina’s.
De bundel liep een half jaar vertraging op, maar dat bood Van Pamelen de gelegenheid ook wat coronaverzen op te nemen, zoals dit ollekebolleke:
Kust in coronatijd
Kwestie van aanpassen
Wees niet te somber en
denk niet te doem
Voor een gezamenlijk
Bergen-aan-Zee-gevoel
Ga je gewoonweg naar
Bergen op Zoom.
Jaja, natuurlijk géén rijm: doem en niet het Engelse zoom, maar Zoom. Spelen met auditieve, zoals hier, en visuele mogelijkheden: zeer populair onder plezierdichters. Wat dat visuele betreft: het oogrijm is ruim vertegenwoordigd in deze bundel, zelfs in elke tweede regel van de distichons waarmee dit gedicht is opgebouwd:
Op de tennisclub in Bavel
Sloeg ik ballen op het gravel
Vroeg er zo'n Bredase dame
Of ik zit had in een game
Ik zei goed! Want ik dacht dakket
Wel kon winnen met mijn racket
Ingesmeerd met vaseline
Stond ze bij de baseline
En opeens sloeg die Bredase
Een verschrikkelijke ace
Ik dacht: zo, dat is een grove
Is het zomaar fifteen-love
Na een stelletje onheuse
Harde klappen stond het deuce
Hup, daar kwam weer zo’n onkiese
Oorverdovende sevice
Die was uit! Helaas, de fiere
Maar partijdige umpire
Bleek een blinde en een trage
En zij stond op advantage
Kijk maar uit, jij ouwe zak, want
Ik ga meppen met mijn backhand
De umpire zei toen kattig:
Dame game, set en match!
Het plezier spat van de pagina’s. Geen woord gelogen. Maar op het achterplat beloofde hij ook ontroerende liedteksten. Tot slot ook daarvan een voorbeeld.
Je niet kennen
Je ligt er prima bij vandaag
Ik raak je even aan
Het is alsof je even naar me lacht
Alsof je mij nog één keer
Zwijgend voor je kunt zien staan
Voordat je rustig inslaapt voor de nacht
Net als die ene avond
Toen ik trillend bij je stoel stond
Omdat die ene jongen me blééf jennen
En jij die vage angst
Zo’n onbegrijpelijk gevoel vond
Je zei: laat
Je niet kennen
De groeven bij je ogen
Die kenmerkend zijn voor jou
Gaan over in de nerven van je kist
Ze vertellen uitgebreider
Dan je zelf ooit kunnen zou
Van al de kansen die je hebt gemist
Geboren in de armoe
En getogen in de oorlog
Voor huis en brood en kleren moeten rennen
En ook al stond het leven
En vaak niet rooskleurig voor, toch
Dacht je: laat
Je niet kennen
Je hebt verdomme tegenslag na tegenslag gekend
Wat dat betreft bleef weinig je bespaard
Je baan verdween, je vrouw ging naar een klootzak van een vent
Maar jij vond zoveel sop de kool niet waard
Dan zei je: ach, zo gaat dat en die dingen die gebeuren
Het leven laat zich toch niet anders plannen
Het komt zoals het komt en verder moet je maar niet zeuren
Want je laat
Je niet kennen
Een week of twee geleden
Kwam je zomaar even langs
Ik schrok, want je kwam bijna nooit bij mij
De trilling van je mond
Verraadde vagelijk iets bangs
En ik dacht: o, mijn god, het is voorbij
En toen ik je zag zitten
Met je handen op je knieën
Vermoeid van het bestralen en het scannen
Toen wist ik hoe het voelen moest
Wanneer de mensen die je
Achterlaat
Je niet kennen
Je ligt er prima bij vandaag
Zo kalm, in vol ornaat
De stilte is voor mij niet eens echt wennen
Ze vragen hoe het met me is
En ik zeg: ach, het gaat…