maandag 28 september 2020
Geheel volgens afspraak malen ze de bonen en zetten ze me koffie voor.
Ik ben nog maar een kind en drink geen koffie, niets mee te maken, later zal
ik een gevoelige darm ontwikkelen, nog minder mee te maken. Geheel volgens
afspraak bevochtigt mijn moeder de onderkant van het filter, dat versnelt de doorvoer,
versterkt eveneens de smaak, geheel volgens afspraak knikt mijn vader.
Ze hebben elkaar een brief geschreven: als het fout gaat ruïneren we elkaar niet
als het huis te groot blijkt vullen we het op met kinderen, als de kinderen te groot
blijken zetten we het te koop.
De tuin hebben ze goed onderhouden: alles loopt op schors en eikels, de palen
voor de waslijn bleken voor een schommel, ook die verrassing lukte.
Mijn moeder zei: kom, ik weet een paadje, de struiken hangen vol en zo begon
het aanraken, ze geloofden er zelf nog in.
Geheel volgens afspraak likten ze hun veren in het donker van een ander huis
maar deelden ze de tent, die hoefde dan maar één keer opgezet. Bij de overdracht
knikten wij kinderen: jullie hebben het, geheel volgens afspraak, voortreffelijk gedaan.
Ze schudden elkaar als ministers de hand.
2019
Xenomorf van Jens Meijen (lees hier en hier) won de C. Buddingh’-prijs en maakte kans op nog een debuutprijs: de Poëziedebuutprijs. Deze prijs is in 2017 door het Vlaamse Poëziecentrum in het leven geroepen om jonge dichters die in dat jaar debuteerden bij reguliere uitgeverijen een duwtje in de rug te geven. De winnaars in vorige jaren: Idwer de la Parra (Grond, 2017), Simone Atangana Bekono (2018, lees hier) en Radna Fabias (2019, lees hier en hier en hier).
De andere drie genomineerden waren dit jaar Sis Matthé (Persoonlijk geraakt), Peter Prins (Contouren voor verderop) en Iduna Paalman met De grom uit de hond halen. Ook over Iduna Paalman schreef ik al eerder: lees hier en hier en hier.
Zaterdag 29 augustus maakte de Vlaamse krant Standaard der Letteren bekend wie van hen vieren volgens de jury het beste poëziedebuut van 2019 schreef en € 1500,- wint. De jury, met onder anderen Maud Vanhauwaert (lees hier en hier), koos voor Iduna Paalman.
Beeld: Irwan Droog
Het juryverslag:
‘Er is nog niets aan de hand’ luidt de eerste zin op de achterflap van De grom uit de hond halen. Het is de aftrap van een onheilspellende, poëticale zindering, een debuut lang. Want met de blik van een bezorgd flaneur beschrijft Iduna Paalman zowat alle mogelijke risico’s in haar nabije omgeving en toekomst. Besmetting, kwetsuur, blikschade: de ambitie lijkt aanvankelijk om het allemaal te voorkomen, maar de lat ligt hoger dan het status quo. Er is een verlangen naar op z’n minst de mogelijkheid van een veilig oord. Paalman laat ons subtiel wennen aan dat verlangen: waar ze eerst over een gedoemde wereld lijkt te dichten, maakt ze gaandeweg de kwetsbaarheid zichtbaar van een wereld die de moeite waard is om te beschermen. Haar blik heeft veel weg van een bliksemafleider die de inslag moet vermijden.
Paalman dicht met een cool die het niet moet hebben van grote, vormelijke experimenten, wel van grote beheersing. Het contrast tussen de beklemming, de nieuwsgierige observaties en talige precisie houdt de lezer alert.