Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 veelal dagelijkse rubriek met gedichten en gedachten daarover.
Dit vanuit het levensmotto: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van het kopje ARCHIEF (zie onder het gedicht) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links ga je vooruit naar het volgende.
Maar veel handiger zijn deze links: daarmee ga je direct naar de inhoudsopgaven van:
2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z)
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z) 
2022-1 (A t/m K) en 2022-2 (L t/m Z)
2021-1 (A t/m K) en 2021-2 (L t/m Z)
2020-1 (A t/m K) en 2020-2 (L t/m Z)
2019, 20182017 en 2016.

Week 36 - 120. Froukje van der Ploeg: 23 juli, 02:23

zondag 06 september 2020

23 juli, 02:23

Ik kijk naar de dingen die wel slapen, mijn katers
in rondjes, de gesloten paarse bloemen buiten
mijn kind met knuffels, ze ademen, voelen niet
het gebrek aan lucht in mijn longen om uit te blazen
vroeger was er meer zuurstof op deze planeet. Gisteren

onverwacht het hoofd waar ik op uitgekeken ben.
We hebben de akte van berusting getekend.
Hij staat hier en straalt geen berusting uit. Ik denk
aan escalatie, straatverboden, ontzeggingen, kapot
glas, een spoor bloed.

Hoe ik me een zeehond op een zandbank
voelde met hem, die alleen maar lag te wachten
op de komst van het water, hij gooit zand
in mijn gedachten. Raakt mijn lichaam niet meer.
Ik zoek een recept voor teflon. Uiteindelijk
zijn daders altijd mensen die je kent.

2020


Vervolg van gisteren.


De vierde afdeling heet Insomnia. Vijf gedichten over een week niet kunnen slapen. 

26 juli, 03:15

In het gat van de nacht is de traagte terug in de tijd
ik lig en denk aan toen alles nog langzaam ging en
een aanraking tot bevriezing leidde, een hand onder
zacht katoen – ik ademde in een stilgezet lichaam – 

spanning in je spieren, het tegenovergestelde van
de verslapping na een orgasme, dat me achterliet
als een willoos weekdier laatst, niets vroeg om handelen
alleen daar blijven liggen en zijn ademhaling overnemen
zijn lichaam om me heen vouwen en wegvallen
in dromen, beekjes, rivieren, zon die door bladeren valt

Nu wacht ik tot het midden weg is en de rand van de ochtend
begint, vliegtuigen hun motoren starten, broden op planken
afval in een opening gooien, het dagelijks leven dat almaar wacht op beginnen
en niet weer die droom waarin niets vooruitkomt.


Debuut: Kater (2006)



Er is wel af een toe een minnaar. De jongen laatst in mijn bed, het had haar zoon, ach hij was zoals ik dacht dat een lichaam zou voelen voordat de dingen anders waren, schrijft zij in een eerder gedicht. En hier: Iemand, zoals laatst, die haar achterliet als een willoos weekdier. Of, zoals in het volgende gedicht uit deze reeks, die haar achterlaat met opgedroogd zaad in haar hals dat voelt als restjes van een kleimasker…  


Wordt vervolgd.

Archief 2020