dinsdag 28 juli 2020
Een mensenleven is poreus.
Doordringbaar, verzadigd met verhalen, schilderijen, spellen.
Soms lees ik op Wikipedia
de verhaallijn van een volledige serie;
The Wire, Breaking Bad, Game of Thrones
om te weten wie er leeft en wie er sterft.
Het laat me de toekomst voorspellen, sust
de waarzegger in mij,
een tarotlegger met de bandana
van David Foster Wallace.
Ik kan vertellen over hoe de tijd, over
een flora en fauna van zonsopgang en -ondergang
over hoe de buitenwereld als kieuwen
open en dicht vouwt. Laat deze letters landen op je netvlies –
begrip ontstaat met één voet
in het verleden, één voet
in de toekomst.
Ik zie een video van iemand die trouwt
met een Japans tekenfilmfiguurtje.
hij staat voor het altaar
met een Virtual Reality-bril.
Vergelijk het met wat ik weet over iets als liefde:
onvoorspelbaar, tevergeefs, ontregelend
vormeloos vooral.
Ik vierendeel mezelf: ik vroeger, ik nu, ik later, ik nooit.
Vier versies die elkaar vermenigvuldigen, herhalen, voorspellen en vernietigen.
Soorten van mezelf die tarotkaarten
als schubben over mijn schouder leggen,
mijn rug bedekken, aan mijn oren likken,
fluisteren – rillingen –
dat wij dit gemaakt hebben
en dus ook
in een vingerknip, een muisklik
kunnen ontmaken.
2019
Niet Jérôme Gommers en ook niet Iduna Paalman of Laurine Verweijen (in deze bijdrage), maar de Vlaamse dichter Jens Meijen (1996) is de winnaar van de C. Buddingh’-prijs, jaarlijks toegekend voor het beste debuut. Ter gelegenheid daarvan vandaag nog maar eens een gedicht uit de bekroonde bundel.
De jury over Xenomorf: De blik van Meijen is in tegenstelling tot die van veel andere inzenders van de C. Buddingh’-prijs niet naar binnen gericht, maar naar buiten gekeerd. Xenomorf bestaat onder meer uit dystopische angstvisioenen, ‘puinsonnetten’ en ‘aderlatingen’.
Beeld: Catherine Lamblé
Toef Jaeger sprak met hem voor NRC-Handelsblad (26 juni):
Uit de bundel van Jens Meijen blijkt nadrukkelijk zijn maatschappelijke betrokkenheid. “De kern van mijn bundel is dat er veel angst is. Het heeft geen zin om te zeggen dat je nergens bang voor hoeft te zijn, met begrip komen we een heel eind. Poëzie kan hierin een bezwering van angsten zijn.” […] In 2016 was hij België’s eerste Jonge Dichter des Vaderlands. De nu bekroonde bundel staat daar los van, maar wat Meijen toen wel leerde is dat poëzie voorbij het persoonlijke kan gaan. “Bij die functie kwam een waaier van engagement kijken, het persoonlijke is met het algemene te verbinden.”
In een van zijn Puinsonnetten schrijft hij meer over de rol van de dichter:
Kijk, ik kan blijven opsommen
maar oplossingen bied ik niet,
slechts de aanduiding van pijnpunten
Meijen bedoelt daarmee dat je met poëzie geen maatschappelijke veranderingen teweeg kan brengen, maar „poëzie kan wel een individu bereiken en dan een katalysator zijn”.
Wat dat betreft is poëzie ook efficiënter dan proza, meent Meijen. Je hebt minder lezers, maar meer effect. „Vergelijk het met een voetbalteam: een ploeg die twintig keer op een goal schiet en één keer raak verliest het van een ploeg die twee keer op het goal schiet, maar beide keren het doel treft.”
Wat dat betreft zijn de ambities van Meijen groot, en dat is ook precies de reden dat de jury hem bekroonde: de zorgen om het klimaat, berechting, racisme worden door hem omgezet in gedichten. Onderliggende factor bij al die zorgen is het verlies aan gemeenschapsgevoel. „Als dat er meer is, dat zie je nu een beetje tijdens de coronatijd, wordt het overleven van jezelf ook het overleven van een ander.”
Bij sommige gedichten zijn enkele lemma’s uit Wikipedia overgenomen, zoals feiten over het heelal. Tegelijkertijd staat er ook:
de aarde is plat
herhaal het genoeg en alles wordt waarheid
maak het noodzakelijk en alles wordt waarheid
Het gevaar van het misbruik van taal is flink toegenomen, aldus Meijen, en dat ziet hij ook vanuit zijn werk bij de Katholieke Universiteit Leuven waar hij onderzoek doet naar populisme en nationalisme bij het Centrum voor Europese Studies.
“Populisten gebruiken taal als scherm, om dingen van zichzelf af te schuiven, ze gebruiken taal om de definitie te maken wie erbij hoort en wie niet. Het is de existentiële angst waar ze op inspelen. Poëzie kan hopelijk de keerzijde bieden, de transformatie in iets nieuws.”