maandag 15 juni 2020
Zou jij zien hoe ik nu op daken
en jij toen in mijnen afdaalde
dit land omarmde als een
tussenstophuis
nu je ziel te rusten ligt diep
in de Atlas, Antwerpse straten
je passen missen, beklim ik
nog steeds daken, ontgin dromen
schep nieuwe hoop als steenkool
en stuur ze omhoog
het daglicht in.
2020
Slotgedicht van Zonder het licht te breken, de debuutbundel van Amina Belôrf (1990). Zij is de dochter van Marokkaanse ouders, die midden jaren zestig als arbeidsimmigranten naar Antwerpen kwamen.
De bundel bestaat uit gedichten en verhalen die zij ook heeft verwerkt tot een voorstelling, getiteld Atas-Antwerpen (retour).
Met je hoofd hier en je hart nog daar daalde je af in de donkere mijnen. Je vertelde moeder over de gruwel onder de grond, over de ongevallen waarbij collega's soms een arm of been verloren en in allerijl werden afgevoerd. Het was slikken en doorgaan. Er moest gewerkt worden om te overleven. Er waren monden te voeden, er was huur te betalen, er waren rekeningen in orde te brengen.
Toen de mijnen sloten heb je al het werk gedaan dat je krijgen kon: in de horeca, de haven, in allerlei fabrieken. De tijd verstreek, je kinderen groeiden op. Een tijdelijke situatie werd verlengd.
De bundel en het programma openen met Brief aan mijn vader en dat verhaal, waaruit hierboven een fragmentje, trekt je meteen vol haar leven in. Het maakte indruk op mij. Niet vanwege het, niet altijd foutloze en (ook in haar poëzie) soms clichématige taalgebruik, maar wel vanwege de intensiteit van haar woorden, de krachtige persoonlijkheid die daarin naar voren treedt en de dankbaarheid die zij daarvoor – voor het kunnen worden wie zij is – uitspreekt naar die, inmiddels overleden vader. Een monumentje in taal.
In het vervolg van haar geschreven en gesproken vertelling leren we Amina Belôrf steeds beter kennen, als jonge allochtone vrouw die, met haar moeder, broers en zussen dicht bij zich, opgroeit in het steeds intolerantere overvolle Antwerpen en vaak denkt aan de plooibaar idyllische Atlas, waar zijn ziel te rusten ligt. Met bovenstaand gedicht voert zij je als lezer of luisteraar meteen weer terug naar dat openingsverhaal en daarmee maakt zij haar bundel en voorstelling prachtig rond.