zondag 14 juni 2020
[Kijk en beluister hier.]
Er dwarrelt een verlangen door de stad
Het waait langs klokkentorens en langs grachten
Langs fietsen die voor altijd staan te wachten
Langs bouwput en langs breekbaar iepenblad
Er dwarrelt een verlangen door de stad
Het struint door stille stegen, poorten, gangen
En niemand is in staat om het te vangen
Al zit het op een bankje, zomaar wat
Om daarna weg te waaien door de stad
Het zwijgt, het zucht
Het vecht, het vlucht
Het splijt, het speelt
Het strijkt, het streelt
Soms glipt het door een kier opeens naar binnen
En denk je aan iets groots te gaan beginnen
Blijkt dat je het verkeerd hebt ingeschat
Verdwijnt het zonder omzien naar de stad
Het kleeft, het klieft
Het leeft, het lieft
Het wijkt, het waakt
Het kreunt, het kraakt
Het weet zich ondanks alles liefgehad
Er dwarrelt een verlangen door de stad
2020
Prachtige, door Corona geïnspireerde, maar niet besmette tekst van Wietste Loebis (lees ook hier), op muziek van Johan Hoogeboom gezongen door Lucretia van der Vloot. Mooi, die allitererende regels met een zin als het leeft, het lieft…
Het lieft? Ik doceer altijd dat je in een lied geen zinnen mag zingen waarover luisteraars zich de vraag gaan stellen: wat zong zij nou? Want dan is ook de volgende regel alweer ongehoord en dus onbegrepen gepasseerd. Maar we zitten niet in de theaterzaal als het lied eenmalig passeert; we kijken en luisteren thuis. Dus: niet goed verstaan? Nogmaals luisteren, deze keer misschien met bovenstaande tekst erbij.