zaterdag 06 juni 2020
Ik lig in een lege kamer in een hoek
op een kale matras op de vloer en besef
zij is dood. Onlangs is ze geopereerd
en genezen teruggekomen, fijnenevelige
herinnering zweemt; beeltenis van haar
rankheid in mooi parelgrijs mantelpak
dat lijkt te betonen dat ze op hoger
hakken staat dan ze ooit had. Genezen
teruggekomen maar nu toch dood en weg
en om mijn hartzeer te klagen geen mens.
Hieraan nog toegevoegd mag dat ik ontwaak,
met beide armen haar slaaplijf naar me toehaal,
hebbig haar vasthoud tegen me aan, haar streel,
haar, die eerst geen touw vastknopen kan
aan het vertelstel van hoe ze me ontbrak,
hoe onoverwinnelijk afwezig ze was vertel.
2020
Vervolg van gisteren.
Mijn laatste bijdrage over de nieuwe bundel van Jacques Hamelink is een keuze uit de laatste vier afdelingen. Niet uit de achtste reeks, die bestaat uit vijf gedichten over onder meer bezoeken aan cafés in Antwerpen en Amsterdam. Wel uit de negende, met zes gedichten over de oude man die hij is geworden: de dichter van onder meer herinnerde dromen, zoals de bovenstaande, waarin zijn net herstelde echtgenote tòch blijkt te zijn overleden. Gelukkig slechts een nachtmerrie.
Over meer dan 30 km2 van vlakke velden met tarwe
afgewisseld met velden zonnebloemen verspreid een
handvol door nauwe slechte wegen met elkaar verbonden
armetierige dorpjes, bloot staand aan heel hun hemel.
Van ons vliegtuig in de verste verte geen schaduw
te zien, niets te horen, nog veel minder dat het
doordat er in de stratosfeer een projectiel tegen
aan vloog uit elkaar viel, zich in meteorietspetters
verzaaide, over ruim 30 km2 uitgespreid speelgoedbeest
fotoboek koffer paspoort losse verloren ledematen
en intacte sommige nog in hun vliegstoel vaste lijken
neerkomend alsof ze blijven neerkomen, anderewerelds.
Je zult als wantrouwig dorpeling een mensenlichaam in
twee helften in je groentetuin gelegd krijgen, dichtbij
een onontplofte scheef in de grond geramde raketbuis.
zult als oude kwene dwars door je gammele dak heen
in je slaapkamertje tot half onder je bed geschoven
een morsdode juffrouw cadeau krijgen door wie twee tellen
de siddering van de inslag en de explosie heengegaan
is en verder kwam zij niet. In het wereldgeheugen, zeg
in het Luchtvaart-Akasha gefotografeerd temidden van
de onomheinbaar rijpstaande rijphangende tarwebestanden,
de zwartkernig zwart zuigkrachtige zonnebloemglorie, en
voor uitsluitend een reus overstappelijk, de wrakstukken,
zie hier die straalmotor, daar dat part van de cockpit,
rookwalm opulent als van een stapel autobanden opgaand,
verbazingwekkend nog dagen door nabrandend vuilnisvuur.
Van kracht verder alleen het getuigenis van een ooggetuige,
poëzie van de ongekunsteld onkreukbare Oekraiense boerin
die gezien heeft en zegt wat niemand zag, de mensen
als bloemblaadjes bloemblaadjes uit de hemel vallen.
Ik kies niet uit de twaalfde, met opnieuw natuurgedichten, nu rond waterdieren als vissen, vogels, zeehonden en otters. Wel uit de elfde, met drie gedichten over tragische gebeurtenissen uit eigen land: de in 2014 in Panama vermiste en verongelukte vriendinnen Kris Kremers (21) en Lisanne Froon (22), het bovenstaande, over Vlucht MH17, onvolbracht (juli 2014) en het onderstaande, over een in Hamelinks ogen andere ramp: de definitieve ontpoldering, vanaf 2018, van het natuurgebied de Hedwigepolder in Zeeuws-Vlaanderen.
Teloorgang van de Hedwigepolder
Het nieuws dat de Hedwigepolder onder water gaat
kan nu beginnen te bezinken. Dat het ongeloof
waardige, het omgekeerde grondwerk waar wordt,
de eirappels en de ajuin van de Hedwigepolder
het veld moeten ruimen voor meer Scheldeschorre,
de Hedwigepolder met zijn dubbele populierenrijen
waartussen zijn langgerekte slingerdeslangende
smalle wagensporige polderlandwegen voeren naar
zijn mooi voor elkaar verre verspreide hofsteden
als deze die vandaag televisienieuws is, die
van de pachter Rottier die zijn Brussels heer
grondbezitter op visite heeft. Die declameert
‘Hoeveel aan ons vandaag voorafgaande generaties
van ons bloed bezaten de gronden hier, beheerden,
bewaarden, bewerkten, vervolmaakten die!’ God ja
hoeveel ook alweer. Met de pet in de hand staat
de landbouwer Rottier de grootgrondeigenaar
vrijmoedig zorgvuldig terzijde. ‘Vijf, meneer.’
En waren het er meer, kolmeeuwen in het water
dat over Hedwige’s polder te staan komt
zien zich vliegen straks hier, de bot komt zich
onderwoelen in de hectaren slik van de Hedwige.