Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van
2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z)
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z) 
2022-1 (A t/m K) en 2022-2 (L t/m Z)
2021-1 (A t/m K) en 2021-2 (L t/m Z)
2020-1 (A t/m K) en 2020-2 (L t/m Z)
2019, 20182017 en 2016.

Week 22 - 48. Jacques Hamelink: Bekorte wandeling...

zondag 31 mei 2020

Bekorte wandeling met de herder

De boerenprovincie dik onder de sneeuw
inspireert ter inspectie tot de voettocht
met de onhoudbare duitse herder, Tiddor

voor me uit en waar het sneeuwpad verwijdt hij
dat boerenerf op. Daar staat, rechthebbend, spits
orig, van ver zijn evenbeeld hem op te wachten.

Te snel voor het oog, niet te volgen vallen
de twee bloedverwanten van de wolf, het haar
grof overeind, onder gegrauw, in een wervelwolk,

een sneeuwdraaikolk, elkaar aan. Haken de bekken
in elkaar, happen in hun razernij elkaar naar
de strot, in hun bloedhaat met elkaar één beest.

In komt de boer met een lang eind hout tussenbeide,
wrikt vakbekwaam de gebitten uit elkaar. Ik krijg
mijn duivel aan de riem. Bloed in zijn nekhaar.

Terug met hem in de keuken bewasemt het glas.
Stoom slaat van hem af. Niet te hebben de stank
van zijn van zijn zweet kletsnatte vacht en vel.

Als een zak zand valt hij in zijn mand, slaapt al.

2020


Hij is inmiddels 81 jaar, maar dicht nog steeds. Over zijn laatste bundel, Oden voor komende nacht, schreef ik pas in 2018, hoewel die in 2016 verscheen. Ik noteerde: Een recensent schreef eens dat Hamelink lezen vereist dat alle naslagwerken uit de kast komen. […] Jacques Hamelink (1939) is en blijft, hoe fascinerend en rijk dan ook qua vorm en inhoud, een zeer afstandelijke en daardoor ontoegankelijke dichter. Dat verklaart waarom deze bundel uit najaar 2016 zo lang op mijn poëzietafel bleef liggen zonder dat ik er toe kon komen er iets uit te kiezen en over te schrijven. Maar ik legde Oden voor komende nacht nooit weg. (Lees hier de hele bespreking.)

Ik weet nog dat ik twijfelde over mijn woorden, want zo moeilijk vond ik Oden voor komende nacht eigenlijk niet in vergelijking met Hamelinks eerdere werk. Maar het was veel, heel veel zowel in pagina’s (124 maar liefst) als qua onderwerpkeuze, want hij doorliep in zijn gedichten alle fasen van zijn toen al bijna tachtigjarige leven. Dit via herinneringen, opvattingen en waarnemingen, waarbij – en ook dat schreef ik toen – natuur en erotiek een toonaangevende rol spelen. Kortom: het duizelde deze lezer wel eens en die nam er daarom ruim de tijd voor.




In alles is zijn nieuwste bundel, Solituden, songs, een vervolg op die vorige bundel. Qua sfeer en thematiek – met opnieuw veel aandacht voor natuurwaarnemingen, erotische ervaringen en schokkende gebeurtenissen – en qua vorm. Wederom zijn alle gedichten geschreven in terzines en ze eindigen steeds met een losse regel. Bijna net zo dik (108 pagina’s) en opnieuw weer toegankelijker dan zijn eerdere werk. Eenzelfde gekozen route als Gerrit Kouwenaar liep.  
Die ontvankelijkheid van zijn nieuwe werk ervaart hijzelf eveneens zo, blijkt uit de tekst op het achterplat:
Zoals er een abstracte en een figuratieve beeldende kunst is, zo bestaat sinds jaar en dag ook de abstracte (voorop die van Mallarmé en zijn volgelingen) en de figuratieve of, wellicht passender, naturele poëzie. Het mag duidelijk zijn dat de zeer langzaam zijn poëtische volwassenheid bereikt hebbende dichter Jacques Hamelink beslist bij de tweede categorie thuishoort. Luchtig antihermetische uitspraak van Hamelink in een recent vraaggesprek over zijn poëzie: ‘Lees maar, er staat wat er staat.’

De laatste zin is natuurlijk een verwijzing naar Martinus Nijhoff, die schreef: Lees maar, er staat niet wat er staat. En dat Hamelink zeer langzaam zijn poëtische volwassenheid bereikte, vind ik een erg humoristische uitspraak voor een dichter die al in 1964 zijn eerste bundel publiceerde.


De eeuwige dag (1964)
 


De komende dagen veel aandacht voor Solituden, songs, waarmee ik niet alleen de kracht van deze poëzie wil duiden, maar ook de veelzijdigheid. Vandaag deze herinnering aan een wandeling met Tiddor. Meteen een goede oefening in Hamelink lezen: zijn regels waarin woorden lijken te zijn weggevallen (met de onhoudbare duitse herder […] voor me uit en waar het sneeuwpad verwijdt hij dat boerenerf op of In komt de boer […] tussenbeide of de stank van zijn van zijn zweet) en zijn keuze voor woorden die een nieuwe betekenis krijgen (onhoudbare herder of daar rechthebbend staan) of nieuw zijn gevormd maar zo helder dat ze al lang leken te bestaan (zoals spitsorig en gegrauw). 

Een prachtige bundel van een geweldige dichter.

Archief 2020