zondag 08 maart 2020
De moestuin heeft alleen nog boerenkool.
December, het heeft voor het eerst gevroren.
De kraaien krassen op de kale voren.
De avondhemel spreidt z’n sterren al
en Gerrit doet het licht aan in de stal.
Zijn vingers vinden blindelings de uiers.
Hij groef de melkkuil ooit nog met zijn vader.
Die staat hem, nu hij ouder wordt, steeds nader.
Hij mijmert wat, volmaakt op zijn gemak.
De damp slaat van de koeien naar het dak.
Maar plotseling is daar zijn vrouw er ook bij.
‘Hij is er! We hebben een kleinzoon!’, zegt zij.
‘De bevalling was zwaar en Marianne is moe
maar we mogen er dalijk naartoe!’
Een kleinzoon! Gerrit haast zich naar de buurman.
‘Dag Bert! Marianne heeft een zoon gekregen!
Maar ik sta in de stal, komt het gelegen
dat jij mijn laatste koeien doet vandaag?
Dan kan ik met de wagen naar Den Haag.’
Vier dochters kregen Gerrit en Margreet.
En alle vier waren het beste meiden.
Ze konden heus wel op een trekker rijden,
maar geen van hen had aardigheid gehad
in het bedrijf – ze gingen naar de stad.
Maar nooit kan die afstand te groot zijn wanneer
je kleinkind geboren is, en voor één keer
vindt Gerrit het zelfs niet belachelijk duur
als hij parkeert voor vier euro per uur.
Het ziekenhuis heeft wit-verlichte gangen.
Je hoort de spanning af aan hoe ze lopen.
Ze kloppen wel, maar doen de deur al open
en voor hun dochter zijn ze bijna blind:
hun ogen zoeken enkel naar het kind.
Daar ligt-ie. ‘Al wat slaapt dat zondigt niet’,
zegt Gerrit, en hij aait de kleine knuistjes.
Hun schoonzoon smeert een bord beschuit met muisjes.
Het kind wordt wakker als ze bijna gaan
en even kijkt het joch z’n opa aan.
De weg naar huis is lang, de nacht is leeg.
Margreet deelt honderduit herinneringen
aan haar bevallingen en hoe die gingen
thuis op de boerderij – wat een verschil…
‘Toch Gerrit? Gerrit? Hé, wat ben je stil.’
En Gerrit zegt: ‘Lieverd, het klinkt misschien raar
maar dat kind keek me aan en nu denk ik steeds maar:
als een kalfje ter wereld komt, en het kijkt zo
dan ligt het de andere morgen dood in het stro.’
Margreet kan, thuis in bed, de slaap niet vatten.
Om kwart voor twee besluit ze toch te bellen
‘Marianne,’ zegt ze, ‘ik moet iets vertellen.
Ik weet: hij is niet medisch onderlegd
maar moet je horen wat je vader zegt.’
De boerendochter twijfelt geen seconde
en laat onmiddellijk een dokter halen.
Die maakt een echo, en dan blijkt het falen:
het jonge hart klopt helemaal verkeerd.
Diezelfde nacht nog wordt geopereerd.
Twee hachelijke, lange uren later
vervoegt de arts zich zwetend bij Marianne.
‘Ik heb goed nieuws,’ zegt hij, ‘u kunt ontspannen.
De ingreep is geslaagd, al was het nét.
Bedank uw vader – hij heeft hem gered.’
In tranen belt zij naar haar ouderlijk huis.
‘Och kind!,’ zegt haar moeder. ‘Ja, papa is thuis.
Maar hij belt je straks terug, want het is net vijf uur
dus hij is naar de stal om te melken – zo is de natuur.’
2018
Maandagavond 2 maart maakt het Amsterdams Kleinkunstfestival bekend welke liederen de jury van de Annie M.G. Schmidtprijs nomineerde voor deze onderscheiding voor het beste theaterlied van het jaar - een nòg lelijker bronzen beeldje dan dat van de Wim Sonneveld-prijs van dezelfde organisatie.
Het kan niet anders of bovenstaand lied uit Beuvings programma Rotatie – muziek: Tom Dicke – gaat de prijs dit jaar winnen. Of mag dat niet, omdat Beuving ook vorig jaar al won, met Die geur? Nee, het mag wel, want er is maar één lied het beste – of dat nu ‘diplomatiek’ is of niet.
Maar… deze jury zat er wel vaker ongelukkig of bewust naast, dus ik steek er mijn schrijfhand niet voor in het vuur. Betekent dat dit bericht een vervolg krijgt.