zaterdag 28 december 2019
het begon met de woorden van de wiskundedocent
‘de kans is minimaal dat u hier bent, gaat u gerust
de opties na:
één voorvader het echtelijke berenvel ontzegd
één dansavond om verstuikte enkel afgezegd, één
postkoets overvallen of van klif gestort, één grootvader
die níet ternauwernood zijn ware tussen de
annonces in het Sallands Dagblad vond
om maar te zwijgen van de haai, bacterie, vallende
piano op zijn pad, de maniak, gek, wegpiraat
de kans dat u er bent, kortom, is onbestaand
verwaarloosbaar, laat staan – en met een weids
gebaar omarmde hij de hele klas – u allemaal’
ik denk dat dat de druppel was
we verlieten zwijgend het lokaal, persten voeten
in te kleine schoenen, stiftten lippen, bliezen
ballonnen, hingen slingers op, we vierden feest
we zijn hier niet, we zijn hier
nooit geweest
2019
Nog maar vier dagen te bespreken en het jaar valt om. Dat vraagt om een weloverwogen keuze uit de onbesproken bundels die op de leestafel om laat-2019se aandacht vragen.
Vandaag over Dorien Dijkhuis’ debuut Waren we dieren. Juli 2017 nam ik al een gedicht van haar op, dat me opviel in een literair tijdschrift, tussen het werk van ook veel andere dichters. Dat gedicht, Goede reis, is in gewijzigde versie in Waren we dieren opgenomen. (Lees hier die vroege versie.)
Beeld: Mariëlle Gebben
Die nieuwe versie van dat gedicht is beter, want met nog minder woorden weet ze weer meer te zeggen. Dat is de kracht van haar poëzie: niet vertrouwen op de kracht van de taal – dwingend rijm, strak metrum en gezochte ambiguïteit die zich tegen het gedicht kunnen keren –, maar uitgaan van schijnbaar achteloze gekozen, maar zeer treffende beelden. Ter illustratie het titelgedicht:
Waren we dieren
we zouden weten hoe ons in elkaars bijzijn te gedragen
ons niet voortdurend hoeven afvragen waar we
onze handen moesten laten
heel natuurlijk elkaars blik ontwijken, soms
kort met onze ogen knijpen om dan weer nonchalant
langs elkaar heen te kijken
we zouden weten: staren is
je willen meten
we zouden onze tanden niet hoeven ontbloten om sympathieker
over te komen, onze handen niet naar elkaar uit hoeven steken
om te tonen dat we ongewapend komen
waren we dieren, we zouden mateloos zwermen
we zouden leven als de spreeuwen: samen
alleen