vrijdag 27 december 2019
De dood heeft geen adres. Maar toch een brief,
vandaag, een dag als deze, droog, koud, een brief
aan iemand die van mensen houdt, nooit te beroerd
om op een woensdagnacht, diep in oktober,
het is zijn werk. En wij weer als vanouds
verrast. Dit keer een N.N. in een kast.
Een goede hand van kiezen heb je niet,
eigenlijk nooit gehad. Je doet, als ik
zo vrij mag zijn te schrijven, doet maar wat.
2017
Ik wilde vandaag kiezen voor Het kan hier zoals overal, want dat is het afsluitende gedicht in de onlangs verschenen Verzamelde gedichten van Menno Wigman (1966-2018), samengesteld door Neeltje Maria Min en Rob Schouten. Hij sprak het, een paar maanden voor zijn dood, uit bij de Eenzame Uitvaart van de heer H.
Datzelfde gedicht staat ook in een andere recente uitgave: Dichter van dienst. Over de Eenzame Uitvaart, met een nieuwe bundeling van de verslagen die F. Starik maakte als voorganger van de Poule des Doods.
Van de achterkant:
Ik ben De Eenzame Uitvaart in de loop van tijd als een levensopdracht gaan zien, als een Taak die je tot het einde zult vervullen, niet als een project waarmee je na een tijdje weer ophoudt.
Het recept is eenvoudig en inmiddels bekend: dichters schrijven een gedicht – en dragen dat op de uitvaart voor – voor die mensen, die anders waren overgeschoten, voor wie niemand zou komen, over wie niemand had gesproken, was de dichter er niet geweest om afscheid te nemen, vaarwel te zeggen. F. STARIK.
Ik wilde vandaag kiezen voor Het kan hier zoals overal, maar dat gedicht – en Stariks verslag – nam ik al eerder op in deze rubriek. (Lees hier.) Vandaar de keuze voor een ander gedicht uit Wigmans nagelaten werk, niet geschreven voor de Eenzame Uitvaart en dus voor de dood van iemand anders, maar er wel door geïnspireerd. Het is een gedicht voor de dood zelf.