vrijdag 13 december 2019
Het lijkt zo kort geleden…
Dat klopt niet zeggen zij.
Maar kort of lang geleden,
dat maakt niet uit voor mij.
Jij bent er nog, ik hoor je stem nog vaak
en graag natuurlijk, want het is jóuw stem.
Inenen de verrassing: ‘Dat is hém’.
die altijd weer te kort duurt naar mijn smaak.
Jij bent er nog…
Jij bent er nog, weerspiegeld in een ruit
van tram of bus of trein herken ik jou.
Jij blijft het openbaar vervoeren trouw,
al stap je steevast net iets eerder uit.
Jij bent er nog…
Jij bent er nog, aanwezig en uniek.
In drukke winkelstraten, onverwacht,
zie ik je lopen, dat je naar me lacht,
voordat je weer verdwijnt in het publiek.
Jij bent er nog…
De mensen kunnen zeggen wat ze willen.
De dokters met hun spuiten en hun pillen,
die zich bezorgd over mij heen staan buigen.
Ga door, ik laat me toch niet overtuigen.
Jij bent er nog. En het verdriet blijft groot,
dat mag ook best, maar mij krijgt het niet klein.
Jij bent er nog, jij zult er altijd zijn.
Jij bent er nog, want dood is ook maar dood.
Jij bent er nog…
2017
Jan Boerstoel stond al heel vaak centraal in deze rubriek. Hij is van november 1944, dus is (door Uitgeverij Prometheus) de kans gegrepen om ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag een nieuwe bundel van hem uit te geven. Het is bijna twintig jaar na Veel werk (2000), waarin hij zo’n tweehonderdvijftig liedteksten, kroegverzen en sonnettines (een sonnet minus één kwatrijn – zijn eigen vondst) verzamelde. Tussentijd, zoals de nieuwe uitgave hoopvol heet, bevat alleen liedteksten: zo’n honderd in totaal, waarvan de helft niet eerder is gepubliceerd.
Dat laatste is opmerkelijk, want Jan Boerstoel stopte met het schrijven van liedteksten in 1997, nadat Karin Bloemen ongevraagd aan zijn tekst Geen kind meer was gaan knutselen, wat hij zo respectloos vond dat hij de liedjespen neerlegde. Natuurlijk wist ik dat hij daarna weer in opdracht was gaan schrijven – zoals voor ons en die twee liederen staan in de bundel (lees en luister een ervan hier) – , maar niet dat dit na 2000 alweer tot zoveel nieuw repertoire had geleid. Achterin de bundel lees ik voor wie hij dat schreef: voor onder anderen De Dijk, Klaas van der Eerden, Paul de Leeuw, Diederik van Vleuten en toch bovenal weer Karin Bloemen.
Jean-Pierre Rawie, die vanavond (als ik dit schrijf, is het woensdag 20 november) het eerste exemplaar krijgt uitgereikt – nou ja, symbolisch, want de bundel ligt al een week op mijn leestafel –, schreef het voorwoord en zegt daarin:
De teksten van Boerstoel stijgen ver boven het gemiddelde lied uit en verdienen het als zelfstandige gedichten gesavoureerd te worden. Geschreven in een veelvoud van vormen, die zo gewiekst gehanteerd worden dat je het vakmanschap niet merkt, gaan ze vaak over de wezenlijke dingen des levens: liefde, verlies en dood. Ook een aantal maatschappelijke verschijnselen (het idealisme van de jaren 60, de vredesbeweging, motorbendes) passeert de revue, waardoor je al lezend haast ongemerkt een beeld krijgt van wat er de afgelopen vijftig jaar zoal speelde – en hoeveel daarvan achteraf van ieder belang ontbloot blijkt –, maar in alles klinkt het menselijk tekort schrijnend door.
Hier kan ik mij helemaal in vinden.
De eerste tekst uit Tussentijd is een van zijn beroemdste: Opa’s verjaardag, voor Cabaret Don Quishocking geschreven in... november 1969. Er valt vanavond dus nòg een jubileum te vieren.
Wordt vervolgd!