woensdag 04 december 2019
Elke nazaat bepaalt in grote lijn zijn eigen lot
want hij kiest naar het schijnt zelf zijn ouders uit.
Het nauwelijks te verteren, schel geluid
van de waarheid voor wie niet gelooft in God
en dus in de genade die elke wet weer overstijgt,
zelfs van wat men bij geboorte op zijn bodje krijgt.
Dus ook ik sla nieuwe paden in als ik naar hem kijk
en vaststel hoe hij, zo klein nog, sprekend op mij lijkt.
Of ik op hem, want je betreedt als vader
een eindeloze spiegelzaal, ziet jezelf dooraderd
met de trekken van je zoon die ook die van je opa zijn,
en zoveel gezichten over elkaar heen schuiven
dat niet langer vaststaat wie er staat te wuiven
en aan welke kant van de grote scheidslijn –
dat niet langer vaststaat wie komt en wie verdwijnt.
Een man die een zoon krijgt, wordt ook vader
van zijn eigen kindertijd.
2019
Nieuwe bundel van Pieter Boskma (1956) en dat is altijd een sensatie. In 2016 schreef ik zowel over zijn meest geprezen bundel, Doodsbloei (2010) [lees hier] als over zijn nieuw verschenen werk, Tsunami in de Amstel (2016) [lees hier]. Drie jaar later verschijnt Van de zoon en de zee.
Van de achterflap:
Een kind vertelt vanuit de moederbuik en doet verslag van zijn geboorte en zijn eerste kennismaking met de wereld. Dan neemt de zee het woord en toont haar onstuimigheid en hoogmoed, haar aanzwellende kracht en honger om de mens een les te leren. Het enige wat de zee vertedert is het onschuldige kind. Dit geldt ook voor de vader, de derde stem in deze bundel. Als ook hij van zich laat horen [en dat is in bovenstaand slotgedicht en in dit openingsgedicht, FV] is de bedwelmende cocktail vol spiegelingen en dwarsverbanden compleet.
Wordt vervolgd.