zaterdag 02 november 2019
Vervolg van gisteren.
Lezen, voorlezen
Een dichter is makkelijker te lezen
als ik hoor dat hij er niet meer is, meteen al op dezelfde dag,
en ik mag dat zeggen omdat ik oud ben
en klachten in de post krijg dat ik moeilijk te lezen ben.
Daarom kan ik ook een beetje blij zijn
als ik hoor dat hij er niet meer is. Het is anders als ik zijn levende stem ken,
niet zijn voorleesstem,
dan is hij de eerste tijd moeilijker te lezen.
Daarom kan ik beter voorlezen
alsof ik een gedicht nog niet eerder las,
ook als ik het uit het hoofd doe,
om niet te klinken alsof ik er niet meer ben.
Of het zo moeilijk maken als ik kan,
zodat het wonderlijk is dat ik het kan, niet dat ik het goed kan,
alsof ik elk moment een vergissing kan zien
zo groot als een berg die mij aangewezen wordt.
2019
Bovenstaand gedicht komt eveneens uit de Nacht van de Poëzie-bundel en is nog recenter dan Wijnbergs nieuwste bundel, getiteld Afscheidswedstrijd. En met achterop in het groot Voetbalgedichten. Die titels zijn bedrieglijk, want het voetbal leer je er niet beter door begrijpen.
Lezers die met zijn werk vertrouwd zijn, weten dat dat gekenmerkt wordt door de meerlagigheid waarmee hij de wereld beziet. Of zoals de jury van de P.C. Hooft-prijs vorig jaar schreef: Wijnberg lezen is een scherpzinnige manier van denken betreden met een taal die loepzuiver is en gevaarlijk: overal kan een val zijn uitgezet, waardoor wat net gelezen is opeens in een ander daglicht komt te staan. Of zoals hij zelf schrijft, in het gedicht van vandaag dus, waarin hij zijn eigen dichterschap beziet: ik krijg klachten in de post dat ik moeilijk te lezen ben. Mooi gevonden trouwens: wij krijgen geen klachten meer tastbaar bij of met de post, maar digitaal, dus in de post.