vrijdag 13 september 2019
Alleen maar liefde geeft ze ons
om geen reden kan ze ons haten,
over eendjes zullen we honderd jaar praten
en eigenlijk zijn we zelf een sprookje
waarin de draak weer even slaapt
haar beentjes zijn zo mager
haar rug is misschien gebogen
omdat geen doel haar meestal
benedenwaartse blikken kan verhogen,
haar vingers zijn dun, handen die
niet wennen aan vorken of pennen
het kind dat altijd van je houdt
en wellicht vindt dat je de
torens hebt gebouwd, waaraan ze
het stadje altijd zal herkennen
1979
Lang heb ik niet over haar durven schrijven
uit angst voor één kunstzinnig woord.
Zo begint Ed Leeflang (1929-2008) het eerste gedicht van Een groene linnenkast, de afdeling met 17 gedichten over zijn geestelijk gehandicapte dochter. Die staat in zijn tweede bundel: Bewoond als ik ben, uit 1981. Het gedicht van vandaag komt uit zijn debuut: De hazen en andere gedichten, uit 1979. Daarin staan vijf gedichten over Het kind.
Over je eigen ziel had je meer goeds gelezen
dan kon worden doorgrond of afgewezen.
Je mest nog leven, wat belezenheid
je eigenlijk verhinderde, ja verbood.
Die regels komen uit een ander gedicht uit De hazen, maar verklaren wel wat de dichter bedoelt met Lang heb ik niet over haar durven schrijven uit angst voor één kunstzinnig woord. Het is klaarblijkelijk begonnen met overmaat aan eerbied voor poëzie en een angst niet genoeg meegemaakt te hebben om de taal van bewonderde schrijvers te mogen gebruiken. En het eindigde met wantrouwen tegen poëzie, tegen ‘kunstzinnigheid’, omdat er zoveel in zijn leven was gebeurd dat zulk poëtisch taalgebruik ontoereikend en zelfs gênant leek.
Uit deze schroom is een zo grote eerlijkheid en directheid voortgekomen dat het lezen van beide cycli een onthutsende ervaring wordt, maar de niets verhullende soberheid die deze gedichten in taal en toon hebben, leidt nergens tot ontluistering, ook al spaart de dichter zichzelf niet.
De komende twee weken zijn voor de vijf gedichten die de afdeling Het kind vormen, dus uit de eerste bundel, gevolgd door een keuze uit de zeventien gedichten van Een groene linnenkast, de afdeling die het hart vormt van de tweede bundel.
Ed Leeflang beschouw ik als een van onze beste dichters en ik was goed bevriend met hem. Misschien is dat laatste er de oorzaak van dat ik, hoewel hij beter verdient, terughoudend ben geweest in het opnemen van zijn gedichten in deze rubriek; dit jaar zelfs nog niet een! Ook ik zet me dus over de schroom heen.
Van alle Leeflang-bundels staan hier twee exemplaren in de kast: een maagdelijk wit exemplaar en een studiebundel vol aantekeningen, zoals commentaar, citaten en verwijzingen. De komende vier afleveringen telkens een pagina uit De hazen en andere gedichten.