vrijdag 30 augustus 2019
Doornroosje sliep.
Naast haar lag een brief:
‘Niet wakker kussen!
Onder geen voorwaarde!
Ook niet na honderd jaar!’
Wat zal ik doen? dacht de prins. Zal ik weggaan?
Of zal ik wachten en denken dat zij het niet zo bedoelt?
Ik ben zo moe, zo dodelijk vermoeid...
Doornroosje gluurde door haar wimpers.
Met de grootst mogelijke moeite haalde ze langzaam
en regelmatig adem.
Ze zag de deur dichtgaan,
hoorde de treden van de trap -
zo moe, zo dodelijk vermoeid, elke stap -
en haar hart werd verscheurd.
1995
Sommigen zijn allergisch voor zijn slechts schijnbaar angelloze poëzie, waarin hij, met de paradox als belangrijk wapen, steeds weer taal inzet om meer van de werkelijkheid te snappen: van angst, van dood, van geloof, van geluk, van geweld, van liefde, van ongeloof, van twijfel, van vertrouwen, van vriendschap, van waarheid, van wanhoop en dus bovenal van onszelf... Ik vind het een fascinerend spel.
Dat schreef ik hier. Daarom komt hij regelmatig voorbij in deze rubriek (lees ook hier en hier en hier en hier en hier en hier). Nu is er bloemlezing verschenen waarvoor hij zelf een ruime keuze maakte uit de bijna dertig bundels die in bijna veertig jaar van zijn hand verschenen.
Pas door de bundel Over liefde en over niets anders (1997) kreeg ik waardering voor Tellegens werk. Vooral bovenstaand gedicht daaruit vind ik mooi. Ik las het in deze verzamelbundel terug en verbaasde me erover dat het nog niet eerder in deze rubriek tevoorschijn kwam.