vrijdag 16 augustus 2019
Als je denkt dat er een plek voor je bestaat
Je zit in de auto en er is geen hoekje
waarin je met je skinny legs in skinny jeans,
als je maar op die ene manier je haren naar achteren
of met je kundige handen, nog écht een plek beslaat.
Er is geen punt waarop je je leven rond kan denken in stilteretraites
en dat je dan de afwas laat staan.
En er is je overtuiging dat plaatjes waardoorheen je kan scrollen
iets met de geur van natte verf te maken hebben,
dat onze vader binnenkomt en zegt: zo, hier is werk verricht
en dat ik maar weer mompel: de tijden zijn veranderd.
Je denkt aan de havermout die je vanmorgen op hoog vuur kookte
dat het al voorbij is: niets, één, twee, veel.
Dacht je dat je net lekker op weg was
is daar die verdomde oneindigheid weer
terwijl je moedermelk bestond uit causale verbanden.
Het zandpad met kuilen naar je ouders is zo onveranderd veranderd,
je kan er gerust overheen,
deze grond vraagt niet om legitimatie.
Je zou zelfs op dit ogenblik, in deze auto, een liedje kunnen gaan zingen,
een non-viral liedje, gewoon, iets om te onthouden.
Maar je vriendin zingt in de auto,
ze denkt dat ze primair een muzikale ziel is.
En ze zingt zo vreselijk vals, en ze zal zo lelijk huilen
als je ook maar drie zinnen
van de dodelijke kritiek van je vader zou hebben onthouden.
En er is geen hoekje waarin je haar achter kan laten
of je kunt verbergen voor alles waar je vandaan komt.
Je moeder klopt op de ruit.
Ze vraagt waarom je nog steeds hier in de auto zit
en je weet het antwoord niet.
2019
Hollands Maandblad is een van de mooiste literaire tijdschriften. Verschijnt tien keer per jaar en vindt steeds een mooi evenwicht met poëzie en proza van gevestigde en nieuwe(re) namen, omgeven door werk van steeds een andere illustrator (deze keer Babette Wagenvoort).
In het zojuist verschenen dubbelnummer 859/860 (jaja, het blad bestaat al sinds 1959!) – oftewel: 2019 – 6/7 – staan verhalen van oudgedienden als Kees Verheul (1940) en L.H. Wiener (1945) naast die van nieuwkomers als Kim Schoof (1992) en Pieter Kranenborg (1994).
Nog jonger is Renske Marike van Dijk (1995), studente aan de HKU (Writing for Performance). Ze wil zich bekwamen als auteur van muziek, toneelstukken, filmscenario’s en poëzie. Als R.M. van Dijk maakt zij in dit jongste nummer van Hollands Maandblad haar literaire debuut.
Wéér een jonge vrouw die sterk opvalt met nieuwe Nederlandse poëzie. Ik las haar drie lange gedichten helemaal achterin het nummer – het bovenstaande sluit deze editie af – en ging meteen in het colofon kijken wie mijnheer of mevrouw R.M. van Dijk is, zo nieuwsgierig was ik gemaakt.