maandag 29 juli 2019
Meneer Cogito denkt na over het bloed
1
Bij het lezen van een boek
over de horizon van de wetenschap
de geschiedenis van de vooruitgang van het denken
van het duister van het fideïsme
tot het licht van de kennis
is meneer Cogito
op een episode gestuit
die zijn privéhorizon
met een wolk
heeft verduisterd
een kleine bijdrage
aan de lijvige geschiedenis
van fatale menselijke feilen
zeer lang
hield de overtuiging stand
dat de mens
een flinke voorraad bloed
in zich droeg
een dikbuikig vaatje
ruim twintig liter
- een bagatel
vandaar dus
die overvloedig beschreven slagen
velden rood als koraal
onstuimige stromen rood zweet
een hemel die gruwelijke
hecatombes herhaalde
vandaar ook de algemene
methode van genezen
zieken
werd de slagader geopend
en lichtvaardig tapte men
de kostbare vloeistof af
in een tinnen kom
niet iedereen hield het uit
Descartes fluisterde in doodsstrijd
‘Messieurs épargnez’
2
nu weten we precies
dat in het lichaam van ieder mens
veroordeelde en beul
maar net
vier vijf liter stroomt
van wat men
de ziel van het lichaam noemt
een paar flessen bourgogne
een kruik
een kwart
van wat in een emmer kan
weinig
meneer Cogito
verwondert zich naïef
waarom heeft deze ontdekking
geen ommekeer teweeggebracht
op het gebied van de zeden
dit had ten minste moeten leiden
tot weloverwogen zuinigheid
we mogen er niet meer
zo kwistig mee zijn als vroeger
op velden van oorlogen
op plaatsen van executie
er is echt niet veel van
we hebben meer water olie
energiereserves
het is alleen anders gegaan
men trok schandalige conclusies
in plaats van terughoudendheid
verspillng
de exacte meting
heeft de nihilisten gesterkt
tirannen voortvarender gemaakt
ze weten nu precies
hoe broos de mens is
hoe makkelijk te verbloeden
vier vijf liter
een grootheid zonder betekenis
zo heeft een triomf van de wetenschap
geen geestelijke winst gebracht
geen gedragsbeginsel
ethische norm
een geringe troost
denkt meneer Cogito
dat de inspanningen van de onderzoekers
niets aan de loop der dingen veranderen
ze wegen nauwelijks zoveel
als de zucht van een dichter
terwijl het bloed
blijft stromen
overschrijdt de horizon van het lichaam
de grenzen van de fantasie
– er komt vast een zondvloed
1983
Vervolg van gisteren.
Gerard Rasch in de Revisor, 1985:
In deze jaren maakte meneer Cogito een opvallende evolutie door. In Herberts nieuwere gedichten keert hij vaak terug, hij zet zijn overpeinzingen voort, maar is nu wanhopiger en bitterder geworden, ziet de wereld en zich zelf niet meer zo ironisch en humoristisch als vroeger. Deze nieuwere gedichten die gebundeld werden in Raport z oblezonego miasta (Rapport uit een belegerde stad, Parijs 1983; in Polen zelf in twee ondergrondse deeltjes verschenen), zijn vol leegte, dood en apocalyps. Het is duidelijk poëzie van de eindtijd, net als het werk van Czeslaw Milosz die echter, in tegenstelling tot Herbert, steunt op het geloof.
Gerard Rasch
Duidelijk ook laten deze gedichten zien dat het in deze eindtijd gaat om de confrontatie tussen oost en west, concreet de vermorzeling van de westerse culturele erfenis in Polen door het communistische systeem. Herbert drukt in wezen de tragiek uit van de Middeneuropeaan die Kundera […] zo boeiend heeft beschreven. Zijn geest is op het westen gericht, de westerse cultuur heeft ongelooflijk veel aan hem te danken - maar politiek zucht hij onder een systeem dat ernaar streeft alle individualiteit te onderdrukken en uit te roeien.