zondag 14 juli 2019
[Beluister hier]
Een foto in de krant: een klein dood meisje,
haar mond half open en haar ogen dicht,
een wipneus en vooruitstekende tanden.
Als je het goed bekijkt geen mooi gezicht.
Volgens het onderschrift dood aangetroffen
in zo'n pension waar niemand niemand kent.
Gelieve de politie op te bellen
als u per ongeluk familie bent.
Ze lijkt zo'n jaar of 17 geworden.
Daar ze ook voorlopig op geschat,
want uit haar spullen werd geen mens wat wijzer,
behalve dan, dat ze haast niks bezat:
de kleren die ze droeg, een plastic tasje,
wat kleingeld, en een nogal vuile spuit,
plus drieëntwintig duurbetaalde dromen,
herkenbaar aan de prikken in haar huid
En ‘t zal natuurlijk best haar eigen schuld zijn –
ik ben niet zo goed thuis op dat gebied,
maar wie aan dat soort dingen gaat beginnen,
die vraagt toch om ellende is het niet? –,
maar ik moet steeds weer naar die foto kijken
en denk: is er nou niemand die haar mist?
Ze had mijn eigen zusje kunnen wezen…
Hoe weet ik eig’lijk dat ze het niet is?
1978
Jasperina de Jong, Natascha Emanuels, Martine Bijl en Simone Kleinsma hadden het lied alle vier op hun repertoire staan en alle vier op de oorspronkelijke, voor Jasperina de Jong geschreven muziek van Harry Bannink. Die is ook veel te mooi om in te wisselen.
Ik denk dat Simone Kleinsma de enige van die vier vrouwen is die aan het einde zingt: Ze had mijn eigen dochter kunnen wezen. De mannelijke auteur schreef dat natuurlijk omdat een man niet per se hoeft te weten wat zijn verleidingskunst heeft teweeggebracht. Met andere woorden: een man kan vader van een kind zijn zonder dat hij daarvan op de hoogte is. Maar een vrouw weet altijd van het bestaan van haar kind.
Dit beseffend zong Jasperina de Jong, uiteraard in samenspraak met de auteur, onmiddellijk zusje in plaats van dochter. Waarom Simone Kleinsma dat niet deed?
Voor toelichting: lees hier.