zondag 07 juli 2019
I
Die laatste dagen kwamen de oude liedjes weer
bovendrijven, die ergens in je geheugen
lang hadden liggen sluimeren. Flarden tekst
die je zachtjes zonder tanden zong.
Ik heb de klapstoel waaruit je keer op keer opstond
om naar het groeien van de appels te kijken
opgeborgen; niemand zat er zo op als jij.
Dat beeld van jou – zingend de tuin inspecterend,
de vruchten die je niet meer zou proeven dat warme seizoen –
blijft me bij, zoals ook de hutspot waar je om vroeg, hartje zomer,
onaangeroerd op je bord bleef liggen; stilleven met kuiltje jus.
II
Je zit op de rand van je slaap en wacht tot de dag je komt halen,
je gebit een schreeuw onder water in het glas naast je bed.
Met de lift haal je het nieuws naar boven
in je gerafelde ochtendhumeur.
Steeds vaker vergeet je de sleutel steeds vaker
raak je verdwaald in je taal steeds vaker denk je niet
aan je smeulende peuk; uren kun je kijken
naar twee duiven die een nestje bouwen op je balkon
nog even en de eitjes vliegen uit, zeg je,
nog even, dan is het gebeurd.
III
Je was alvast op weg gegaan,
maar had gewacht: je wilde niet alleen.
Ik vond je zittend in je stoel, voelde
hoe broos mijn schepper worden moest.
Je laatste passen naar de bank
waarop je als een ongeborene
een houding aannam voordat
de dood van jou beviel
- onverklaarbaar, zei je nog
toen ik je hield en hoe
de frons op je gezicht
zich eindelijk glad liet strelen.
IV
We hebben je leeggegoten in het meer
die kille laatste dag van het jaar;
je zonk in een wolk oneindig traag
naar de ondiepe bodem en wij
lieten alles varen, man van extremen,
hoe koud moet het zijn na al dat vuur.
We dronken een glas en zagen je terug
in onze blik; de tijd liep leeg in het licht.
We stonden aan de oever en bleven maar kijken
hoe de nevel zich opricht als een vader die roept.
2018
Geweldige nieuwe bundel van Frouke Arns (1964). Van de achterkant:
De duistere lagen onder onze glanzende gazons
Het contrast tussen de glanzende buitenkant en what lies beneath is kenmerkend voor de poëzie van Frouke Arns. In haar derde bundel, De camembertmethode, is veel niet wat het lijkt. Onder ogenschijnlijk alledaagse taferelen gaan onvermoede en soms ook verontrustende werelden schuil. De kernvraag is steeds weer hoe goed een mens zichzelf en anderen kan kennen: bij de fontein gooiden we muntjes over onze schouder/ en ik vraag me af: wensten wij hetzelfde?
De camembertmethode is Arns’ receptuur om het menselijk streven naar verbondenheid in zijn volle gelaagdheid aan ons te tonen.
Bijzonder fraai gecomponeerd, deze bundel. Er is veel leed: een operatie en daarna wacht je op het oordeel van de klok, een vader die vergeet en sterft en een liefde die zwaar op de proef wordt gesteld: Bij de fontein gooiden we muntjes over onze schouder en ik vraag me af: wensten wij hetzelfde?
Vijf afdelingen: de eerste over die ziekenhuisoperatie, de tweede over de ouders (van een jeugdherinnering tot (in bovenstaand gedicht) het sterven van de vader, de derde – Klein naslagwerk van een tijdperk – over andere jeugdherinneringen (zoals school) en… dan opeens… Daar klinkt de twijfel over dit tijdperk van de liefde plots sterk door. Met die fontein-regels en met zinnen als: ik denk aan jou en hoe het moet, mijn god, aan hoe het verder met ons moet. In de vierde, vol reisgedichten, maar onder de veelzeggende titelreeks Elders is hier, gaat die onmacht steeds sterker doorklinken en in de vijfde, Wespenvanger, is het geen onzekerheid en onvermogen meer, maar zeker weten, want: de klap komt later pas, altijd pas later.
Wordt vervolgd.