maandag 01 juli 2019
Vervolg van gisteren.
Zij draagt een glas water de trap op
Voor Wilhelmina Wijbranda
Regenbogen verdringen zich voor het raam
Zeeën verdringen zich onder haar voet
Zij draagt een glas water de trap op
In haar glas boeketten papaver, gouden
korenvelden, sterren van het speenkruid;
stuivende avonden en dorpen, als sneeuw
vlokkend in 't glas dat zij de trap opdraagt
Het is de grote trap van de stilte naar
de stilte, het is de eindigende trap
Wintercircussen en demonen,
ga weg bij de rand van haar glas
Zij draagt dapper haar groot glas water
Luister toe, in haar bermuda driehoek
willen vliegtuigen en snelle schepen
neerstorten en stranden, aan haar glas
willen lippen vastkleven, geesten, drinkend
en roepend ‘Daar is De Zee, De Zee -’
(Vier straatwegen gluren door het sleutelgat)
Zij draagt haar glas water de treden op
't Is water dat als helder licht straalt
Zomerwegen; steden; gebergten in haar glas
De balken van het huis omkaderen haar
Laaiend oud water op zeilschepen zingt
van liefde; zij is de liefde
De trap was van geruchten en brak bijna,
knapperig als de takjes van de gedachten
maar zij draagt sierlijk haar glas water
(Alle trappen willen naar 't luide vuur,
de huizen willen heimelijk naar de kolk
waar ook schepen en vliegtuigen eindigen)
Zij echter draagt haar glas helder water
Zij draagt haar glas de goedmoedige trap op
en zeeën kabbelen diep onder haar voet
1987
Alfred Schaffer:
En wat heeft die brommende Ter Balkt prachtige liefdesgedichten geschreven – een kunst op zich –, zoals het buitengewone Zij draagt een glas water de trap op, opgedragen aan Wilhelmina Wijbranda, oftewel Willemien, de grote geliefde. […]
Veel van deze gedichten zijn niet zozeer woest of onstuimig als wel in hoge mate expressief, of ze nu een vlinder of een gloeilamp bezingen.
Tot zover over deze bloemlezing. Rest me nog te zeggen dat de eerste drie strofen van het gedicht zijn te lezen op een trap in ‘zijn stad’: die van Museum Het Valkhof in Nijmegen. De trap in de toegangshal van het museum is ook goed te zien door de glazen gevel.
En helemaal tot slot. Wat heb ik weer genoten van die prachtige titels. Zoals van bovenstaand gedicht, maar ik noem er nog een paar uit deze bloemlezing. In volgorde van (oplopende) lengte:
Het lijkenhuisje of: McDonald’s mycelium;
Leg de weermannen terug in de la waar ze vandaan gekomen zijn;
In ieder leven komt de haringkaker maar soms komt de haringkaker vroeg;
Uitlegging waarom een ouwe eenogige aan nierziekte gecrepeerde kat rechtstreeks naar de hemel gaat, en hem daar niets kwaads overkomt;
Blues van de dolende ziel van Marcus Ulpius Heracles, oogarts, die in de winter van 401 | 402 de laatste Romeinse cohorten wegtrekken zag langs de rivier de Waal.