vrijdag 28 juni 2019
Maar hoe ouwelijk is D. Haar grijze hersentjes vermalen aan één stuk door belangrijke vragen, ‘Wat kookt er vanavond’; ‘Zal het overmorgen regenen’; ‘Amsterdam is de hoofdstad van het land’; ‘Ik mag nooit morsen op mijn kleren.’ D.’s hoofdje is een versufte alleen nog stof malende molen van vijftig jaar oud. Op haar gezicht is het altijd schemering. Haar poppenlijf is een eindeloos grijze straatweg waarop het aan één stuk door regent. De vreselijkste dingen zullen haar overkomen maar het zullen zuchten zijn. Als ze flauwtjes lacht – een verschrikkelijke gebeurtenis – vallen, ver weg, deuren voor altijd in het slot.
1990
Pas één keer eerder (lees hier) in deze rubriek. Door de bundel Stilstaand leeft alles hier, met een mooie keuze die Alfred Schaffer maakte uit zijn gedichten, komt een einde aan dat onrecht.
H.H. (Herman Hendrik, roepnaam Harry) ter Balkt (1938-2015) publiceerde tussen 1969 (aanvankelijk als Habakuk II de Balker) en 2011 ruim dertig bundels. Toen hij in 2003 de P.C. Hooft-prijs kreeg voor zijn hele oeuvre, was het al behoorlijk stil rond hem. Hij leidde in Nijmegen een teruggetrokken bestaan en bleek ernstig manisch-depressief te zijn.
We waren hem, ook al is hij pas vier jaar dood, al bijna vergeten. Maar nu is daar dus die persoonlijke keuze van Alfred Schaffer, die in zijn inleiding zijn liefde voor deze poëzie verklaart, want die overkwam me eenvoudig, zoals dat vaak gaat in de liefde. Een vlugge blik in een dichtbundel, even oogcontact en het is gebeurd.
Dat was de dichtbundel In de kalkbranderij van het absolute, met daarin een reeks prozagedichten, getiteld Buiten bereik houden van kinderen. Daaruit komt bovenstaand gedicht.
Schaffer:
Het zijn kleine vignetten, niet klef of eigenaardig maar precies, nauwkeurig. Portretkunst in taal. Het is alsof een onderwijzer zijn klas observeert en zijn leerlingen snel vereeuwigt in zijn dagboek, opdat de herinnering en het vluchtige van deze levensfase niet verloren gaat. Want straks komt de grotemensenwereld en die is al helemaal geen pretje, en toch heel wat anders dan de soms al wrede en onrechtvaardige kinderwereld. De tragiek is onlosmakelijk verbonden met de jonge levens die in Buiten bereik houden van kinderen voorbijkomen.
Het werk van Ter Balkt heeft niet veel op met ‘de mens’, die vervuiler, opportunist, machthebber. Maar voor het kleine, het kwetsbare is er altijd aandacht, ook voor de enkele mens, het individu. Zoals deze D., tien jaar pas. De dichter begrijpt dit kind, doorziet haar, leeft zich in. Een mesje dat het leven moeilijk vindt, maar niet wil falen. Ze màg van zichzelf, of van haar veeleisende omgeving, geen kind zijn. Een aantal beelden treft direct. Natuurlijk die eindeloze straatweg waarop aanhoudend de regen neerklettert, maar ook dat onnadrukkelijke slot, dat een horror-achtige kwaliteit heeft. Ik hóór ze dichtvallen, die deuren.
Met dit gedicht, deze reeks en deze bundel begon mijn liefde voor dit uitzonderlijke oeuvre. Poëzie van een rebel. Een buitenstaander – het is vaker gezegd. Geen eenvoudige grapjes en rijmpjes en ook geen onleesbare abstracties of gemurmel. Soms springen de regels alle kanten op, vaak kom je foto’s of illustraties tegen. Niet omdat Ter Balkt een postmoderne ontregelaar is, maar omdat hij de lezer van alles en nog wat wil bijbrengen. Het is veelal gedurfde en bezielde poëzie – de wereld leeft, natuur en apparatuur spelen een hoofdrol.
Nog één gedicht uit diezelfde reeks, Buiten bereik houden van kinderen. Titel: T., elf:
De grote hond die zeshonderd gulden kostte werd vastgebonden aan een boom. ‘Maar na de vakantie kopen wij een duurdere’; zijn haar is onveranderlijk metaalachtig strak gekamd met een rechte scheiding. T. is de held in waargebeurde avonturen, in de uiterwaarden en in het slachthuis: ‘wij slopen daar naar binnen, en bloed’. Hij is zeer op zijn hoede. Er is iets bij hem doorgebrand: een mooi draadje. Hij zal nooit iets zoeken want hij heeft alles allang gevonden. Wie of wat laadt hem op? In zijn ogen heeft dodelijke spot zich blijvend genesteld. Zijn klappen zijn venijnig en hard net zoals zijn lach. Heeft hij werkelijk met een beitel konijnen doodgemaakt of was dat een ander? Hij lacht zoals hij klappen uitdeelt en zijn klappen en lach worden harder.