maandag 06 mei 2019
Noordzee Quick Restaurant
De oom die ik had was eigenlijk geen oom
Maar de broer van een opa die ik niet heb gekend
Hij woonde in Warffum ver weg in het noorden
Op ’t Hoge Land, het einde van de wereld
Heel zijn leven werkte hij voor dezelfde
Herenboer, iedere dag at hij bij een huishoudster
Een vrouw met een snor, die Aaltje heette
Oom Albert
Af en toe, ik woonde in Groningen als student
Kwam hij bij me langs, ineens stond hij dan
Beneden aan de trap met vier pijpjes Grolsch
En een homp leverworst in een plastic zakje van
Fred van der Werff om de hoek
Ik verstond hem slecht, oom Albert, omdat hij
Maar zelden Warffum verliet en ook verder een
Man van weinig woorden was, misschien als straf
Van een leven lang zonder vrouw, en
Noemenswaardige liefde
Oom Albert
Tot bijna zijn vijftigste zorgde hij voor zijn ouders
Bij wie hij ook woonde, een belofte die hij ooit had
Gedaan aan zijn broer, de opa die ik niet heb gekend
Een man die door zijn broer werd verafgood
Zelfs na zijn dood, of misschien vooral ná
Zijn dood die verder onduidelijk was, vermoedelijk
Een kwestie van geen zin meer, niemand die het weet
Hoe dan ook: mannen met tragiek, de onbekende opa
En zijn jongere broer die na de eindelijke dood van
Vader en moeder alleen in ’t verre Warffum was
Belachelijk gemaakt door de vrouw van zijn broer
Een heerszuchtig klein wijf met vier zonen, waaronder
Mijn vader die zich desondanks bekommerde
Om ’t lot van de oude oom en zodoende
Dat hij in het huis van mijn jeugd regelmatig
Kwam logeren, en later een enkele keer bij de student
Zoals hij mij noemde op de stoep kwam te staan
Vier pijpjes Grolsch, zilveren folie om de hals
Een homp leverworst, een tasje van Fred van der Werff
Zo kwam hij de trap op, een bruine jas aan
Een hoedje op, een verlegen man met wie ik geen
Woord kon wisselen – niet alleen vanwege zijn tongval
Maar ook omdat zijn wereld en de mijne twee
Verschillende waren – hoewel
Bier en wordt begrippen waren
In zowel de mijne als de zijne
Net als het ochtendblad Trouw, de krant
Van mijn jeugd waar oom en ik om
Vochten als we beiden bij mijn ouders waren
In mijn studententijd zaten we
Aan mijn tafel en we dronken het bier en met
Zijn zakmes sneed de oom de worst
Later gingen we de stad in en aten we gebakken vis
bij het Noordzee Quick Restaurant waar mijn
Vader ook een zwak voor had als hij in Groningen
Was en dat sinds lange tijd niet meer bestaat
Maar waar ik laatst toch even langsliep
Want het zijn de plekken die een jeugd vertellen
En de beelden of wat daarvan rest – alleen de
Naam al
Noordzee Quick Restaurant
Bijvoorbeeld
2004
Voor toelichting: lees hier.