zondag 10 maart 2019
‘Zullen jullie me kunnen horen,’ vroeg ze
en zei: ‘Ik zal er altijd zijn’, alsof na de dood
de dood niet meer bestaan kon, alsof
na haar leven ons leven het bootje was
waaronder zij meezwom, bij klaarlichte dag
klinkend als golfslag en des nachts lieflijk
in slaap ze zich zong als de meermin die ons,
blind van tranen, verlokte voort te varen;
o mogen we zo haar blijvend horen ongezien.
2019
Niet kunnen kiezen na een week lezen. Niet kunnen kiezen omdat je zovéél wilt kiezen, terwijl je je hebt voorgenomen niet meer dan drie afleveringen van deze rubriek aan één bundel te wijden.
Niet kunnen kiezen omdat deze poëzie groots is, terwijl de dichteres alleen bij een klein lezerspubliek beroemd is. Ik heb het over Anneke Brassinga (1948), dichter, romancier, essayist en vertaler van onder anderen Auden, Beckett, Nabokov, Orwell, Plath, Proust en Verne; winnaar van de Herman Gorterprijs (1990), de Paul Snoekprijs (2001), de VSB Poëzieprijs en de Ida Gerhardt-poëzieprijs (2002), de Anna Bijnsprijs (2006), de Constantijn Huygensprijs (2008) en de P.C. Hooftprijs (2015). Eerder al, in 1978, van de Martinus Nijhoff Vertaalprijs, maar die weigerde zij. Door de boycot van veel vertalers had de jury slechts de keuze uit een kleine groep die overbleef. Zij wilde niet de beste zijn van ‘de rest’.
Slechts één keer eerder nam ik in deze rubriek een gedicht van haar op (lees hier) en dat was ‘indirect’, want ik besprak een bloemlezing waar ook werk van haar in stond. Maar nu is er een nieuwe bundel van haar hand (haar dertiende sinds 1987) getiteld Verborgen tuinen, en die is fenomenaal.
De bundel bestaat uit vier afdelingen waarin ze terugdenkt aan, gevangen zit in, dwaalt door, filosofeert over en vooruitkijkt naar verborgen tuinen. Kortom: een bundel over het menselijk bestaan: over de tuinen uit haar jeugd in Schaarsbergen, over de tuinen der lusten uiteraard, over geliefde steden die zij zich eigen wenste te maken als een tuin – zoals het spuuglelijke Berlijn, waar zij vaak verblijft - en vooral over de levenstuin met al zijn ondoorgrondelijkheid en... met maar één uitgang: die naar de dood - over ondoorgrondelijk gesproken! Verborgen tuinen, want die van je jeugd gaat verloren, terwijl je je levenspad daarna ook niet in de hand hebt en wat er daarna komt...?
De liefde en het lijden, het leven leven tot de dood van anderen erop volgt en je weet… Daarover schrijft zij ontstellend bijzonder, Haar gedichten staan bol van de metaforen, van neologismen en archaïsmen, van associaties en allusies – op Leopold, haar geliefde dichter, maar ook de Bijbel en (in een van haar herinneringsgedichten) Fritzi Harmsen van Beek – van natuurbeelden en gedeelde gedachten (met collega-dichter Piet Gerbrandy), van ontroering, maar ook van onverwachte humoristische invallen die verrassend haaks staan op haar eigenzinnige idioom.
En nee, dat alles vind je slechts in geringe mate terug in het bovenstaande gedicht. Dit is slechts één fotootje laten zien uit de reportage van een indrukwekkende wereldreis. Brassinga lezen is als Kouwenaar lezen – ja, daaraan moest ik vaak denken en een groter compliment kan ik niet maken, weten mijn lezers. Dat betekent: je stapt in een bundel en je komt er niet ongeschonden uit.
Niet kunnen kiezen na een week kiezen. Toch gekozen. Morgen weer.