dinsdag 05 maart 2019
op stations in de spits zijn we bang
voor bommen verstopt door een man in gewaad
onze blik op zijn koffers gericht
danken we zijn god in ons westerse wit
wanneer de agent hem wenkt en hij
even later
het perron weer verlaat
maar de blanke jongen
met blauwe ogen als
de violen waar men over dicht
die is enkel verward
wanneer hij het pistool op hem richt
hem raakt in het hart
en de haat nog eens herlaadt
2019
Ik wil liever geen tijd en ruimte verliezen aan mindere dichters en gedichten. Er verschijnt zoveel moois dat aandacht verdient. En dat Tim Hofman (lees hier) de bundel aanprijst op de achterkant, had me ook al te denken moeten geven.
Maar ik schreef over Roberta Petzoldt (lees hier) en merkte op dat er tegelijk ook een bundel verscheen van haar jongere collega-actrice Roos Dickmann (1996). Dat leek me een mooi bruggetje.
Inmiddels weet ik dat zij, anders dan persberichten lieten geloven, qua vakgebied onvergelijkbaar zijn: Petzoldt acteert in serieuze films, Dickmann in amuserende tv-series. Ook als debuterende dichters is het kwaliteitsverschil veel te groot.
Over Hofman schreef ik: Als BN'ers een boekje maken, verkoopt dat lekker. Zo moet Uitgeverij Meulenhoff hebben gedacht. Ik kan me niet voorstellen dat Dickmanns (toch veel mindere) bekendheid reden voor Prometheus is geweest haar uit te geven.
Toch is niet alles pril en prul – om er ook maar eens woordspelig te doen [*]. Neem het bovenstaande gedicht, dat qua thematiek verder reikt dan de (volgens de achterkant) rauwe en tevens kwetsbare poëzie die mij vooral stoort door Dikmanns oppervlakkige en vermoeiende navelstaren. Zij noemde de bundel niet alleen veelzeggend Ik ook van mij, maar droeg de uitgave – volgens Hofman een intiem boekje – dan ook op aan zichzelf.
Terug naar het bovenstaande gedicht, dat een vaste vorm heeft en ook die ontbreekt in de rommelige rest. Het is een mooie manier van beschrijven hoe onzeker we kunnen raken over onze belangrijkste zekerheden, zoals rond onze eigen veiligheid. Een van de weinige gedichten waarbij ik niet dacht dat een serieuze uitgeverij haar had moeten adviseren nog een paar jaar poëzie-ervaring op te doen, als schrijver en als lezer.
[*]
Wat dat woordspelige betreft: onbegrijpelijk dat redacteuren akkoord zijn gegaan met titels als Ik rouw van jou, Geert Verwilderd, Haikutwekker, Haikunstgebit, Ochtend-dauw-‘m-er-maar-in, In rep en broer, Onopgevroedvrouw, Naai met mate(n) en Psycholieg. Dat ook nog eens gecombineerd met heel veel rijmdwang. (Ik laat het bij één treffend voorbeeld: Ze sprak van geluk, haar buik zwol op, […] een ongeboren uk.) Nee, dit is echt te veel van het slechte.