maandag 24 december 2018
Laten wij, gewoon eens voor de lol, ons geheugen
vergelijken met een jakhals: vreet ook hij zich niet
aan desnoods de dierbaarste kadavers vol? Daarna -
het spijt me, maar het is niet anders - schijt hij
ze uit en pretendeert dan dat zijn drol datgene is
wat wij beminden. Daar kunnen wij, dat zult u ook,
wel vinden, ons maar moeilijk neer bij leggen. Wij
willen onze doden terug en wel zoals ze waren. Ze
hoeven zelfs niet eens te leven, al zijn er geen
bezwaren zo ze 't doen. Als ze maar blijven
in den lijve. Lichaam, glimlach: vlees. Alleen zo
wensen wij nog te bewaren. Kusbaar hun lippen,
al zijn ze koud misschien, of droog. Op elke oude
wond een nutteloze pleister, het kunnen kammen
van hun immer dunner wordend haar. Tot het einde
onzer dagen hen belagen, met ons despotisme van
het klein gebaar: op tijd en stond een steekpan voor
de stramme vader, een nette pekinees voor tante Saar.
1995
Voor toelichting: lees hier.
[*]
Toen Lanoye stadsdichter was van Antwerpen (januari 2003-januari 2005) herschreef hij dit gedicht als themavers voor Allerzielen en elke andere dodendag. Zoek de tien verschillen:
Laat ons geheugen zich niet somtijds vergelijken met
een jakhals? Ook die vreet zich aan wat bestaan
heeft vol, de dierbaarste kadavers eerst. Daarna -
het spijt me maar het is niet anders - schijt hij
ze uit en pretendeert dan dat zijn drol datgene is
wat hij beminde. 't Is in dat minder, dat een mens
zich niet kan vinden. Wij willen onze doden terug
zoals ze waren. Ze hoeven zelfs niet eens te leven -
al zijn er geen bezwaren zo ze 't doen. Als ze maar blijven
in den lijve. LIchaam, glimlach: vlees. Eeuwig kusbaar
hun lippen, al zijn ze koud misschien of droog - zó
wensen wij geliefden te bewaren. Om hen tot het einde
onzer dagen te belagen met ons despotisme
van het klein gebaar: het kunnen kammen van
hun immer dunner wordend haar, een pleistertje
op elke bloedloze wond of blaar. Het horen
van gedichten in hun obstinate zwijgen. En het
lezen van verlangen in hun oeverloos gestaar.