maandag 19 november 2018
Gij met uw zachtzinnige oren
en uw geduldig gezicht:
ik ben u zeer verplicht.
Dat gij het hebt aan willen horen
hoe toenmaals het is geschied;
en hoe mij een ander verried.
En dat ge zelfs niet hebt bewogen,
mij slechts getroost hebt met uw ogen.
Dat kunnen de mènsen niet.
1974
Lees ook hier.
Tienduizenden boeken na je verhuizing weer terugzetten in je boekenkasten vereist ook zorgvuldige keuzes maken, want anders vind je sommige nooit meer terug. Gisteren had ik Bar & Boos weer eens in handen, een bloemlezing (uit 2001) van Wim Zaal. Waar zet je die terug: op titel bij de B of op samensteller bij de Z?
Voor die bloemlezing verzamelde Zaal de slechtste gedichten in de Nederlandse taal, waaronder ook het bovenstaande. Hij licht zijn keuze natuurlijk toe:
Vaak volstaat één regel om een gedicht te bederven, zoals het derde vers in Dank aan een Ezel van Ida Gerhardt, met woorden die zelfs in ambtelijke stukken worden geschuwd. […] Het slot is, zoals wel vaker bij Ida Gerhardt, een dooddoener: talloze mensen kunnen aandachtig en troostrijk naar een ander luisteren, met of zonder zachtzinnige oren.
In hetzelfde eerste hoofdstuk behandelt hij kreupelrijmen. Drie voorbeelden:
1.
Gij, Goethe, zijt onder de dichters wat Zeus
Is onder de goden: hun koning. Een reus -
2.
Wie doet u toch het rijmwoord aan de hand?
’t Is andersom: het rijmwoord brengt de pointe.
3.
Aan mijn dorst naar geilheid en glamour.
Ik ben de vrucht en kan slechts vallen;
Gij roept mij toe:’ L’amour, toujours l’amour’
Maar ik zie u: likkebaarden, lallen.
Niet eens de minste dichters: respectievelijk René de Clercq, Cornelis Veth en Jotie T’Hooft. Smakelijke bundel.