zondag 11 november 2018
Op het duinpad kwam ik mijn moeder tegen,
maar zij zag mij niet. Zij praatte tegen een andere
dame, en ik hoorde haar zeggen, iedereen
vindt mij hier aardig.
Dat zij echt was wist ik door het geluid
van het schepengruis onder haar voeten.
Daarna zag ik ook mijn broer en mijn halfbroer
onderweg met hetzelfde verleden als het mijne,
chaos en onrust. De Noordzee had wilde koppen,
het strand was verlaten. Mijn broers waren doorzichtig.
Ik zag het pad door ze heen. Nu zou ik een schat willen vinden,
een aangespoelde walvistand, of goud,
waardoor alles weer goed kwam.
2016
Toen ik in 2016 aan deze rubriek begon, was deze bundel er al: Monniksoog. Ik vind het een van Nootebooms mooiste. Vooral de gedichten over ouder worden en steeds meer verleden hebben, zoals het bovenstaande.
Er is een actuele reden om op de bundel terug te kunnen komen, want zojuist verscheen - na een eerdere Engelse en Spaanse vertaling - Mönchsauge, een Zweisprachige Ausgabe, met mooie illustraties: Bildern von Matthias Weischer. Op de rechterpagina’s de 33 door Ard Posthuma vertaalde gedichten; ik herlas de linkerpagina’s (steeds drie kwatrijnen en een losstaande halve regel) en werd weer geraakt door het prachtige taalgebruik van een van onze oudste - Nooteboom is 85 jaar - levende dichters. “Goede poëzie is als de lezer weet: ik kende dat gevoel maar ik had er zelf geen woorden voor”, schreef Gerrit Kouwenaar. Aan die uitspraak moest ik bij het herlezen vaak denken. Morgen meer.