maandag 22 oktober 2018
Ik wilde je iets moois vertellen
Ik wil je iets vertellen nu je wakker bent, weer wakker
bent en bungelt in mijn armen, nu ik naar de stilte
en mijn bed sta te verlangen.
In zomernachten kan ik sterren horen vallen,
het geluid van een feest waar ik nu had kunnen zijn,
een tuin vol lichtjes met een onbekende die nog altijd rookt,
een meisje dat mij midden in een zin zou kussen en verdwijnen
in de nacht, en niemand daar zou weten wie ze was.
Ik wilde je iets moois vertellen, niet over het donker
waar we heen gaan, hoe de wereld stopt
met draaien, vlam vat, valt –
ik wilde je iets goeds vertellen,
over hoe jij groter wordt en mooier,
dat ik doodga van geluk om jouw bestaan.
Ik wilde je iets moois vertellen, maar je slaapt.
2018
Vervolg van gisteren.
Een goed teken dat ik voor mijn vierde en laatste keuze uit zijn nieuwe bundel bijna niet kan kiezen. Daarom toch maar het laatste, tevens het titelgedicht. Ook gekozen omdat ik de geplaatste foto zag.
Een ode aan de taal en met name het dichterschap, want een dichter kan sterren horen vallen, feesten bezoeken waar hij niet en zelfs kussende meisjes laten verschijnen en verdwijnen. Bovenal een ode aan zijn kind natuurlijk. Wat de dichter dicht, kan hij ook vertellen. Maar niet nu. Ik wilde je iets moois vertellen, maar je slaapt.
Van de achterkant:
’s Avonds, als zijn gezin slaapt, trekt een dichter zich terug op zolder. Met uitzicht op de groene muur van een monumentaal kerkhof, een gitaar op schoot en een forse borrel onder handbereik neemt hij afscheid van zijn jeugd, van overleden collega’s en vrienden. Zo ontstaat er ruimte om te reiken naar wat het menselijk verstand te boven gaat.