maandag 10 september 2018
Winter in Ieper (1914-1918)
Wij kwamen naar Ieper om de grote oorlog terug te kijken.
Wit uit de grond gestoken staan, de loopgraven toegedekt
met beleefd geschoren gras, in eindeloos gelid van duizenden
en duizenden soldaten hun botten als zerken strak omhoog.
Er zijn fabrieken naast gebouwd en van de akkers rondom
zijn de spruiten geoogst. De wieken van de windmolens
hoog boven ons geven aan dat de tijd nog steeds verstrijkt.
We lopen door bevroren slijk naar waar de jongens liggen.
Zo bewaart Ieper de doden van een eeuw geleden:
ze kregen verse stenen boven hun gebeente en hun namen
blijven scherp gesneden in ’t gesteente, of heten voortaan
Known unto God. Wie zond die jongens de dood in?
Hun vaders en moeders niet. Er zijn geen ouders meer
die huilen dat hun zoon ver weg van huis bij Ieper ’t leven liet.
De tijd ging honderdmaal heen. Alleen de trouwe kou is er
nog en elke winter vindt het gras bevroren tranen terug.
2018
Hier waren we gebleven.
De schrijfletters schrijven de dichter een bemoedigende brief, ze plaatsen een gedicht dat ze samen met hem schreven (maar bij nader inzien al niet zo geslaagd bleek) en ze plaatsen een advertentie voor een leuk iemand om de dichter op te vrolijken. Een jonge dichteres reageert: Hilde Steunvoet.
Het is een vrouw! Nou en? Onze dichter vindt mannen leuker. Hij wordt vast niet verliefd op een vrouw. Wat kan ons dat schelen? Wij zijn toch niet homo? Bovendien is ze jong en onze dichter is oud! Daar moeten we gebruik van maken! Hoezo? Onze dichter kan dood neervallen en dan hebben we alvast een jonge vervanger! Willen we overlopen dan? We kunnen haar binnenlaten en zien of het bevalt. Als het niet naar onze zin is, dan sturen we haar weer weg en dan blijft alles bij het oude. Vinden we haar leuk, dan kunnen we eventueel de oude dichter eruit gooien. Dat is verraad aan onze dichter. We kunnen hem toch niet zomaar in de steek laten? Hij heeft òns toch in de steek gelaten?
De zwarte letters worden afgewisseld met rode schrijfletters van haar. Er ontstaat een goed gesprek. Maar als de zwarte schrijfletters de inbreuk van de rode letters toch te ver vinden gaan en ze vragen te vertrekken, pleegt het rood een coup, verdrijft het zwart van de pagina en begint aan een eigen bundel, getiteld Sneeuw. Je denkt terug aan het openingsgedicht rond de sneeuwman.
Maar er hangt nog veel meer met elkaar samen. Want Sneeuw opent met bovenstaand gedicht ter gelegenheid van de herdenking van de Grote Oorlog, die nu precies een eeuw geleden stopte. In deze bundel is de oorlog niet gestopt, want de zwarte letters hergroeperen zich: O, denk maar niet dat wij verdwenen zijn. Wij zijn er nog! Ga maar weg, stom gedicht!
Morgen verder.