maandag 27 augustus 2018
Alsjeblieft wees braaf
Ik zal je wat kussen
je doden en weggaan
Ik spreek met een vrouw aan de telefoon
En rook
Ze antwoordt me vulgair en vreemd
Ik zeg bij mezelf dat ik bij haar langs zou kunnen gaan
En haar de hals breken
Maar ik doe het niet
En haar lip die ik nog op mijn lijf voel blijft bij me
Ik maak me verschrikkelijk kwaad en we schreeuwen
Ze is als een afgesleten doosje lucifers
Waarop ik geen zwavelstokje meer kan afstrijken
De hele nacht heeft ze liggen zweten en huilen maar nu is het haar duidelijk
De hele nacht heeft ze liggen woelen en huilen maar eindelijk baadt ze nu in haar zweet
Ik maak me verschrikkelijk kwaad en we schreeuwen
Zíj is als een doosje dat door de ene lucifer na de andere werd afgesleten
En waarop ík geen zwavelstokje meer afgestreken krijg
|Ik sta op roep iets en we schreeuwen
Ik sla een radiotoestel in elkaar dat ook bij me blijft
Ik zou bij haar langs kunnen gaan
En haar de hals breken
Zou haar alleen kunnen vergelijken met die handschoen van vlees
Waarmee God me op een dag heeft gegrepen
En tegen een muur te pletter heeft gegooid
2018
Daniel Banulescu (Boekarest, 1960) debuteert in 1987 als dichter met de bundel Ziua în care am fost publicat (De dag waarop ik werd gepubliceerd). De censuur heeft de bundel tot de helft teruggebracht, omdat Banulescu's overtuigingen niet door de communistische beugel kunnen. Begrijpelijk, schrijft vertaler Jan H. Mysjkin nu, want:
van meet af aan profileerde Banulescu zich als een woesteling, een dichter van de explosie en niet van het concept. De bitterheid om de reële en ideële armoede in Roemenië wordt niet in een slepende klacht van zich afgezongen, maar als een scherpe aanklacht geformuleerd, agressief en provocerend.
De weggevallen gedichten verschijnen in 1993 in Te voi iubi pân' la sfârsitul patului (Ik zal je liefhebben tot het eind van het bed). Daarna volgen Balada lui Daniel Banulescu (De ballade van Daniel Banulescu, 1997), de verzamelbundel Republica federala Daniel Banulescu (De bondsrepubliek Daniel Banulescu, 2000) en Daniel, al nugaciunii (Daniel, de aanmaning, 2002).
In 1994 is zijn eerste roman verschenen: Te pup in fund, conducator iubit! (Ik kus je kont, geliefde leider), een roman waarin Ceausescu's regime satirisch op de korrel wordt genomen. Maar dan kan het, want de meedogenloze leider is december 1989 vermoord en inmiddels vervangen door een gematigd regime. Uit de kritieken: Een roman met een compleet nieuw timbre, een nieuwe stempel en een nieuwe sound, ongekunsteld en duizelingwekkend, doordrenkt van een magisch realisme en een grenzeloos Balkanisme. Die wereld tekent de dichter-romancier vervolgens verder uit in de romans Cei sapte regi ai orasului Bucuresti (De zeven koningen van de stad Boekarest, 1998) en Cel mai bun roman al tuturor timpurilor (De beste roman aller tijden 2008).
Bij Uitgeverij Vleugels – zie ook hier – verscheen de bundel Wat goed om Daniel Banulescu te zijn. Een keuze uit zijn verschillende bundels, uit het Roemeens vertaald en van een nawoord voorzien door Jan H. Mysjkin, Vlaamse dichter-vertaler (1955) met Roemeense roots. Die eindigt zijn nawoord met een citaat van Daniel Banulescu Toen een interviewster hem in 2014 vroeg wat hij met zijn poëzie tot stand heeft gebracht, antwoordde hij:
Zoals de reddingsbrigade, redt poëzie levens. Poëzie kan het leven van de auteur of dat van de lezer redden. Poëzie is een remedie tegen wanhoop. Maar het is een menselijke remedie. Dus komt het meer voor dat ze niet redt dan wel. Poëzie kan ook een gezette, dronken badmeester zijn die zelf een redder nodig heeft om te overleven. Je moet geen idool van de poëzie maken. Poëzie is gewoon mijn beschonken lerares levitatie.
Met die wetenschap leest Banulescu’s poëzie nog beter.