donderdag 09 augustus 2018
Het leek die avond allemaal zo goed te gaan
’t Beslag der appelflappen was heel goed gerezen
Zijn stiefmoeder, die uren in de keuken had gestaan
Leek desondanks nog in een goed humeur te wezen
Zijn vader nam ‘m op de knie en streelde door zijn haar
Hij hoefde niet naar bed en had zelfs vuurwerk gekregen
Tien rotjes welgeteld, voor ’t vieren van ’t oudejaar
Blij keek hij op de klok. ’t Was pas kwart voor negen
Hij hoefde nu eens niet voor twaalf uur naar bed
En zou de straat op mogen om het vuurwerk af te steken
Toen kwam de schaal met appelflappen, die op tafel werd gezet
En ook de oliebollen, niet te bruine en niet al te bleke
’t Was allemaal te mooi en hij was opgewonden
Om half elf schudde hij poedersuiker op een oliebol
Maar veel te veel. Zijn vader vond het zonde
Maar diens vrouw werd bij de aanblik razend dol
Een berg van poedersuiker die de lekkernij bedekte
Door zijn onhandigheid. Hij schrok zich lam
Zijn stiefmoeder sloeg aan ’t krijsen. Ze schuimbekte
Dat er altijd ellende van die kleine rotzak kwam
En ze greep haar kans met beide handen
Er was niets meer aan te doen. Zij was in huis de baas
De poedersuiker deed hem om kwart voor elf in bed belanden
Zijn vader zweeg en keek alleen als een gewonde haas
Het ventje huilde zich in slaap van schuld en spijt
En niet voor ’t laatst, want zo gaat het meestal
Er ligt een bom onder de gezelligheid
Om twaalf uur schrok hij wakker van geknal
1998
Vijfde en voorlopig laatste bijdrage van Hans Dorrestijn. Autobiografische tekst. Alleen was in werkelijkheid de stiefvader de boosdoener en de moeder de gewonde haas.