zondag 29 juli 2018
Soms, als ik langs het boekenkastje kom
waarop de foto van mijn vader staat,
hoor ik opeens zijn stem. Ik draai me om.
Hij vraagt me zachtjes hoe het met me gaat.
Ik zeg: ‘Wel goed. Ik heb een nieuwe jas
en mama huilt niet meer zo vaak, dat scheelt.
Er zit een nieuwe jongen in de klas,
daar heb ik woensdagmiddag mee gespeeld.
We hebben nu een meester, meester Stijn.
We speelden handbal en ik heb gescoord.’
‘Een meester,’ zegt mijn vader, ‘dat is fijn.’
Hij is het echt, ik weet dat hij me hoort.
Hij is nog in de buurt. Hij praat met mij.
Hij mist mij ook, dat hoor ik aan zijn stem.
Hij is er echt, ik voel hem heel dichtbij.
Ik praat niet met zijn foto, maar met hem.
2018
Ze staan er allemaal in: gedichten over het hiernamaals, doodsangst, Magere Hein, het zeemansgraf, doodsrituelen in andere culturen en vroegere tijden, de rouwkaart, de uitvaartplechtigheid, de bijna-doodervaring, doodgaan, het dubbele gevoel (omdat er een puppy mag komen als de kat sterft), het hospice, zelfmoord, doodgeboren kinderen, opluchting om iemands doods (omdat hij niet deugde), reïncarnatie, maar natuurlijk vooral het rouwen en het missen en het grote verdriet om het sterven van de hond, klasgenootjes en buurkinderen, ooms en tantes, opa’s en oma’s en vaders en moeders…
Gisteren was ik verrast door dat gedicht van Bette Westera in Dichter-8, maar toen ik in mijn boekenkast keek, stond daar natuurlijk Doodgewoon, het jeugdboek dat zij maakte met tekenares Sylvia Weve.
Weve en Westera
Dat verscheen in 2014 en ik kocht het na het lezen van jubelende besprekingen in onder meer het Parool (“Weergaloos mooie uitgave”) en Trouw (“Magnifieke gedichten, beeldschone illustraties en schitterende vormgeving”). Ik lees nu dat het boek in 2015 bekroond is met de Gouden Griffel, de Vlag en Wimpel Penseeljury en de Woutertje Pieterse-Prijs. En het behoorde tot de Best Verzorgde Boeken van 2014. Allemaal zeer verdiend. Het stond in de kast, maar het ligt weer op tafel.