zaterdag 23 juni 2018
Moeder zat te lezen, slecht
geconcentreerd, keek voortdurend
op of om, wilde weten waar ik was.
Het was een middag tegen vieren
in een zwembad zonder diepte.
Ergens tussen twee momenten
niemand kan het goed begrijpen
zag ik schitter in de spiegel,
wilde raken, pakken, voelen,
wist niet wie of dat ik was.
Ergens tussen twee momenten,
niemand kan het goed begrijpen,
bleek het water meer dan zacht
2009
Ik was nogal onder de indruk van de nieuwe gedichten van Peter Swanborn, verschenen in Het Wolkenreparatieatelier (zie hier en de vier dagen daarna). Swanborns werk werd daarna van tafel gestoten door met name die dikke bundel van Maarten Inghels (zie hier en de vijf dagen daarna), maar in de tussentijd kon ik me wel verdiepen in zijn oudere werk.
Tot de dood op zee, een bibliofiele uitgave uit 1998, is één gedicht in zeven verzen: een mythologisch verhaal over een man alleen op zee; hij is door zijn volk verstoten. Dat debuut sla ik over. Maar zijn overige vier bundels (voorafgaand aan Het Wolkenreparatieatelier) wil ik wel alle in deze rubriek aan de orde laten komen en niet in chronologische, maar willekeurige volgorde. Te beginnen met een tweede (en voorlopig laatste) bibliofiele uitgave, getiteld Een koud bad. Ondertitel: 24 liederen onder water. Die verscheen in 2009 in de Zeeuwse Slibreeks.
Een koud bad bestaat uit 24 gedichten over 24 verdronken Zeeuwen, allen in de titel genoemd met voornaam, leeftijd en woonplaats. In de eerste helft zijn dat fictieve slachtoffers van de Watersnoodramp van 1 februari 1953; het tweede deel gaat over later omgekomen Zeeuwen. Ze verdronken in hun glas in de dorpskroeg , pleegden zelfmoord op volle zee of maakten een verkeerde inschatting in het zwembad, zoals Kleine Paul van 4 uit Terneuzen in het bovenstaande gedicht: niemand kan het goed begrijpen […]. Ergens tussen twee momenten […] bleek het water meer dan zacht.