vrijdag 15 juni 2018
Op een ochtend kwam hij
aangelopen, zwart scharminkel
dat met amberogen mijn hart
openbrak.
Kabeljauw en room wou hij
en warmpjes binnen zitten;
ik kamde alle klitten uit zijn
vacht.
Maar wat ik hem ook gaf, geen
nacht bleef hij
in huis, hij schuimde alle
parken af
danste op de daken zijn lied
van verlangen
en schreeuwde onbevangen de
hele buurt bij elkaar.
Halfdood kwam hij bij mij
zijn wonden likken,
sliep diep in mijn schoot of
warmde mijn voeten
en spon me in met ronkend
zelfvertrouwen
dat onze liefde niet kapot
kon.
Op een ochtend bleef hij weg,
als in een boze droom.
Ik hing zijn beeltenis aan elke
boom: GEZOCHT.
Misschien vond hij een beter
huis, een warmer schoot,
ook koude voeten zijn er overal
genoeg;
misschien miste hij een goot bij
het springen en vond
de dood hem in een hondse
omhelzing.
Sindsdien stap ik soms
’s nachts uit bed en loop
bevangen van verlangen
de trap op naar het dak
en schreeuw, schreeuw over
alle afrasteringen
van de buurt heen en hoor zijn
echo zingen.
2015
Ik kocht Schertsfiguur van schrijver en Volkskrant-journalist Joost Pollmann (1957) met vijftien verhalen over de jongen die hij was en de man die hij werd. De tekeningen (zoals op de voorkant) zijn van Paul van der Steen en dat deed mij denken aan Van der Steens eerdere uitgaven, waaronder de prachtige bloemlezing Negenenhalf leven (2015), vol met nieuwe en klassieke kattenverhalen, rijk door Van der Steen geïllustreerd.
Onder die verhalen ook gedichten, zoals van Herman de Coninck en van Th. van Os. Ter afwisseling van al die nieuw verschenen bundels vandaag, ter verpozing, een ouder werkje.