zondag 03 juni 2018
Meisje van botten en pezen praat een wereld
aan elkaar van ’s avonds drop en chocola
de rijst voor straks bewaren, dagelijks
een handje noten voor het slapen gaan en alleen
geen kaas vanwege mogelijke huidproblemen.
Heeft het over parasieten, vitamine B, genetisch
aangejaagde schommelingen in haar percentages
vet op water. De honger heeft het laatste vlees
van haar skelet gegeten en nu lukt het niet meer
om haar vast te pakken zonder haar te breken.
Onze enveloppen met de stokken, potten pindakaas
en preken neemt ze met een glimlach in ontvangst en
spoelt ze daarna ongeopend door haar lievelings-wc.
Meisje van botten en pezen zweeft bij ons vandaan
en wij, gebonden door de zwaartekracht, kunnen alleen
nog van beneden naar haar roepen dat ze haar verloren
ballast altijd terug omhoog mag hijsen, dat het nooit
te laat is om het hongeren te staken, een buik te kweken
om moed in te verzamelen, een vrouw van gewicht
te worden en de wind de wind te laten.
2018
De dichteres die de menselijke behoefte onderzoekt om het onbegrijpelijke te begrijpen, is Gerda Blees (1985). Met die regel begint de tekst op de achterkant van haar poëziedebuut Dwaallichten. En daarna lezen we: Een wereld van zoekende, verliefde, vragende en verwarde personages komt tot leven.
Soms lijkt zij zelf dat personage, zoals in de afdeling B, waarin ik-figuur G (van Gerda) zich probeert te verzoenen met het verlies van haar gestorven geliefde B, vaak zijn het anderen (zoals in het Anorexia-gedicht hierboven) en soms zijn het verschillende stemmen – van anderen en van zichzelf – die door elkaar lopen. Morgen nogmaals.