donderdag 31 mei 2018
Ik ontdek botsplinters tussen de lakens
en besef dat ik de eerste niet ben
ik vind jachttaferelen
in de kalkaanslag van de douchecel
achter het fornuis is een zon gekrast
er werd hier geloofd in iets groters
ik schep in de woonkamer
de randen van een ruimte uit
ik vermoed een bidplek of offerplaats
want vazen, muntstukken, gouden tanden
een hondenskeletje in een mand
wat bracht mijn voorgangers ertoe
te vluchten
ik ruik het oude leed
in mijn eigen zweet
hier werd gezwoegd en gestorven
2018
Gisteren hetzelfde thema als vandaag. Maar de bundel van Sylvie Marie zocht het in de verstilling; in Victorieverdriet is Elfie Tromp (1985) veel rauwer.
Van de achterkant: Na het verlies van een grote liefde, kijkt de ik […] uit over de smeulende resten na het slagveld. Was dit het allemaal waard, vraagt ze zich af. En vooral: hoe moet het verder? […] Een reisverslag door het landschap van rouw en eenzaamheid om uiteindelijk tot een nieuwe, kwetsbaardere verbondenheid met de wereld te komen.
Zowel de poëzie van Sylvie Marie als van Elfie Tromp vind ik niet groots. Bij Marie blijft het slagveld schimmig door de sfeerbeelden die zij optrekt; Tromp zou je juist wat meer poëtische kracht toewensen, waardoor er meer kleuren zijn. Nu staat er te vaak wat er staat, terwijl Er staat niet wat er stáát (Martinus Nijhoff) zoveel intrigerender is. Bovenstaand gedicht is een van de verrassende uitzonderingen.
.
In een interview in het Parool (31 maart) zei Tromp: Ik dacht altijd dat ik niet slim genoeg was voor poëzie, ik had daar een intellectueel beeld van. Totdat ik mijn teksten aan iemand liet lezen en die zei: dit zijn gedichten.
Nou ja, qua vorm zijn het zeker gedichten en overal is haar pijn om het verlies van een grote liefde zeer invoelbaar. Méér reden tot het schrijven en uitgeven van deze gedichten was er klaarblijkelijk ook niet. Op de achterkant staat immers groot: Voor iedereen met gevoel in z’n donder. Hopelijk wordt met z’n ook d’r bedoeld.