donderdag 24 mei 2018
Wanneer wroeging als puimsteen
door je buikstreek schrapt en zelfverwijt
als onkruid in je opschiet op de omgeploegde
akker van je basisangst en teleurstelling
zich uitbijt tot bitterheid omdat je
inbreng niet met klein succes
wordt goedgemaakt
dan is het tijd om je hoofd wat
op te strekken en heel erg stil te
staan, zodat de klaagengel op je
schouder neer kan dalen om
je te troosten en te raden
je hebt je rug nog niet gerecht of je hoort
gesuizel langs je slapen gaan en ook een stem
die zegt dat het liefkozende dat in al het
maternale sluimert in je op zal bloeien
als je je, als je je
je smaalt
nets voor niets, denk je
maar vraagt toch naar de voorwaarden
waarop je in je oor hoort fluisteren
dat het liefkozende dat in al het maternale
sluimert pas in je opbloeit als je jezelf
dertienmaal, ja, dertienmaal breekt
en als je jezelf dertienmaal, ja
dertienmaal bevrijdt en als je jezelf
dertienmaal, ja, dertienmaal besprenkelt
je verschiet, want begrijpt dat als je af wilt
van je verbitteringen, je moet luisteren naar
de frêle halsbreekster en eerbiedwaardige
genoegdoenster op je schouder die
– weliswaar uit barmhartigheid – haar
gedoodverfde vrijwel altijd in stilte stort
je verschiet weer, want weet niet
of je wel klaar bent voor de ontmanteling
van de stemspleet waarmee je doorgaans
je schuld schikt en je gebrekkigheid
overschreeuwt en of je wel de gelatenheid
bezit die nodig is om je over te geven aan de
brakke zwijgzaamheid die de grond van je
zijn tot in je haarwortels uitloogt net
zo lang tot al je dictie kwijt is
je zucht, natuurlijk, je accepteert de
voorwaarden en de gang der dingen
maar hebt ook moeite: ‘al je dictie kwijt’
dat verontrust je, want je weet niet of er dan
nog wel iets van je overschiet en of je dan nog
wel de schaduw werpt waar je in kunt wonen
en of de trilling in je dierbaarheid zich dan
nog wel manifesteren laat
toch doe je wat er van je wordt gevraagd:
je breekt jezelf dertienmaal, ja dertienmaal
en bevrijdt jezelf dertienmaal, ha, dertienmaal
en besprenkelt jezelf dertienmaal
ja, dertienmaal
om niet lang daarna te merken
hoe de klaagengel op je schouder je
als een vleermuis in de nek bijt en hoe
ze je tussen de schouderbladen
beiert en hoe ze je de vacht
der voorgaanders
uitkamt
en hoe ze je de nestdrang
bevuilt en hoe ze je de belofte
die huist in je gesternte
leegzuigt
maar ook hoe ze je de gelukzaligheid
geeft door het gruis dat rondgaat
in je neerslachtigheid
weg te blazen
en hoe ze je de verzoening in handen
speelt door je schoon te likken
en je schuld te lenigen en je
te enten op het vreemde
en buitengewone en
uitzonderlijke
waardoor jij in
het oorspronkelijke
dat je bent
jezelf verlost bent
jezelf genegen bent
jezelf vergeven bent
2018
Het motto van de bundel is van Rainer Maria Rilke:
Maar omdat hierzijn veel is, en omdat blijkbaar
alles van hier ons behoeft, dit verdwijnende, dat ons
zo bijzonder treft. Ons, meer dan alles verdwijnenden. Een maal
alles, slechts een maal. Een maal en niet meer. En wijzelf ook
een maal. Nooit weer opnieuw. Maar dit
een maal geweest te zijn, al is het slechts een maal:
van de aarde geweest te zijn, lijkt onherroepelijk.
Henk van der Waal (1960) is filosoof en dichter. Hij publiceerde inmiddels zes poëziebundels en verschillende daarvan werden genomineerd voor poëzieprijzen of er zelfs mee bekroond. Voor zijn debuut De windsels van de sfinx (1995) ontving hij de C. Buddingh’-prijs; voor Zelf worden (2010) de Ida Gerhardt-poëzieprijs.
Het Rilke-citaat staat voorin zijn meest recente: Door alle honderd harten wit te kalken (2018). Nog meer dan voorheen blijkt dat Van der Waal niet filosoof en dichter is, maar filosoof-dichter, want ook in zijn gedichten gaat het steeds om levensvragen als wie we zijn en wat we doen op deze aarde.
De bundel bestaat uit tien ‘klaagzangen’ met suikerzoete titels als Het eenvoudigste, Lege volmaaktheid, Zelfvergeving en Liefdesgemoed. Lange verhalende gedichten van steeds dezelfde toon (die aan Toon Tellegen doet denken) en steeds dezelfde lengte: drie pagina’s met lange zinnen vol bijzinnen en nauwelijks interpunctie..
Suikerzoet is ook de inhoud, maar op sommige momenten, al even onuitstaanbaar, opeens belerend. Toch klinkt tussen de regels door ook een grondtoon die mij intrigeert. Dat is de reden waarom ik ervoor gekozen heb toch een van die gedichten in deze rubriek op te nemen.