dinsdag 22 mei 2018
hangend over een brug verloor hij
zijn cameratas aan het water,
later door mijn moeder
meewarig opgevist en belicht
mijn vader en zijn eindeloze
stroom van foto’s
avond aan avond onder glas
de randen gedicht met fototape
zijn leven stopgezet
in de ruisende projector,
zijn dialoog met de repeterende stilte
het slapend bezoek
in zijn vergrotingskoker
heeft hij uit zijn fotoboeken
wanhopig de mooiste opnames
alsmaar verder vergroot
onverbiddelijk sloot de sluiter,
zijn roep om aandacht
voorgoed gesmoord
in volle vuilniszakken
2017
Titel- en slotgedicht van de bundel van Stan Mooij (1947). Hij begon pas rond zijn zestigste te dichten, won enkele literaire stimuleringsprijzen en publiceerde in 2010 zijn eerste bundel. Nu is er dus een tweede met op het omslag een foto gemaakt door Arend Mooij en op de achterflap een zwart-witfoto van diezelfde Arend Mooij met, zo staat vermeld, zijn belichtingsmeter. Arend Mooij is natuurlijk de vader die hierboven beschreven wordt.
De man met zijn belichtingsmeter (die de lensopening berekent) maakte een eindeloze stroom van foto’s, lezen we. Goede foto’s? Nee, want ze zijn na zijn dood voorgoed gesmoord in volle vuilniszakken. En dat terwijl het het enige lijkt waarvoor hij uiteindelijk leefde: hij probeerde zelfs de mooiste momenten vast te houden door ze alsmaar verder te vergroten, ook figuurlijk in de gesprekken met familie en vrienden. Het spannendste van zijn hobby is nog geweest dat hij hangend over een brug zijn cameratas verloor aan het water, later door mijn moeder meewarig opgevist en belicht. Mooie vondst, want opgevist en belicht hebben hier ook allebei een figuurlijke betekenis: oprakelen. Zij had haar eigen belichtingsmeter.
Dan is er nog de belichtingsmeter van de dichter. Die berekent zijn Sluitertijd voor herinneringen aan vroeger (die ouders dus, maar ook voorwerpen, zoals de ouderwetse telefooncel) en aan later (binnen zijn eigen gezin). Daarnaast voor sfeertekeningen van onder meer Brabantse plaatsen (zijn woonplaats Son en Breugel, maar ook dorpen en steden daaromheen), kerken en landschappen (ook buiten Nederland, zoals de MH17-rampplek) en indrukken, zoals zijn veelal melancholische stemmingen in de kringloopwinkel en op Strooiveld Dahlia:
In de strooivelden
van het bos ?
draaien boeketten ?
in metalen vazen ?
rusteloos rond
bij grijze grond plant ik
gele brem onder ?
krakend herfstblad, ?
gevallen na de zomer ?
nadat jij
insecten dansen,
de snijbloemen ?
van de doden ?
hangen geknakt en gevlekt ?
uit vuilcontainers
een lekkende kraan
vult langzaam ?
de gescheurde gieter ?
waarmee ik ?
mijn verdriet begiet
Het is zeer toegankelijke poëzie met – want dat krijg je op die leeftijd – al vaak de vergankelijkheid als Doelwit:
wat liet ik na
wat heb ik nagelaten
wat onthield ik anderen
wat onthouden zij van mij
mijn woord
geboord in de roos
van mijn schietschijf
omringd door wat mij raakt
mijn vingers, gekromd
om de tralies te buigen,
het koord te spannen, te breken
het spoor dat verdicht of ontsnapt
de stap van mijn handschrift
ritmisch dansend of botsend
op het stootblok van mijn kantlijn,
omcirkeld, geschrapt
leestekens in witte inkt
of een ingeving van vlees en bloed
daarheen de stenen
de bielzen
het verwaaide papier