vrijdag 11 mei 2018
Ik hoorde gisteren van een volk
bij wie, wanneer een baby het niet redt,
men zich een boom uitkiest, groot genoeg
om een gat uit te hakken
het kind weg te stoppen
en het gat af te plakken
tot de wond zich heelt
geen kwade demon raakt ooit aan
een dode ziel, door levend hout omgeven
ik hoorde gisteren van mijn vaders broertje
geboren twee jaar voor mijn vaders komst
gestorven een jaar voor mijn vaders komst
verdwenen in een gat
de boom die in de achtertuin
de takken hunkerend uitstrekt om de hemel
aan te raken, open te schrapen
houdt zich stil
maar hak hem om
en je ziet
een verstoring van zijn jaarringen
en je leest
ik ben hier geweest
2018
Ik kende dichter Krijn Peter Hesselink (Utrecht, 1976) niet, terwijl hij toch al in 2008 debuteerde met Als geen ander, een jaar later gevolgd door Stil alarm. Daarna verschenen De uitputting voorbij (2011), Als niemand vangt (2014) en zijn prozadebuut Moederziel (2015). Ook vertaalde hij werk van Breyten Breytenbach. Mijn kennismaking dank ik aan de zojuist verschenen bundel Toondoof.
Hesselink was Nederlands Kampioen Poetry Slam en dat verklaart de toegankelijkheid van zijn gedichten die zich soms verliezen in de anekdotiek, maar vaker boeien door de wijze waarop de dichter (ik citeer de achterkant) de poreuze grenzen verkent van onze ogenschijnlijk zo welomlijnde identiteit.
Door die verhalende stijl is zijn gedachtegang herkenbaar, invoelbaar en soms zelfs intrigerend. Dat maakt het nog lastig voor deze rubriek te kiezen uit vele gedichten waarin hij naar antwoorden zoekt op vragen als wie ben ik, wie is de ander en hoe verbinden wij ons met elkaar? Nogmaals de achterkant: Hoe kunnen we van anderen verwachten dat ze zich aan ons hechten, als we niet eens op onszelf kunnen vertrouwen?
Ik koos voor bovenstaand gedicht, maar… leg de bundel nog niet weg. Wordt dus vervolgd.